Lijdend voorwerp

• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Welkom!

- Telefoon in telefoontas

- Rustig gaan zitten -> plattegrond

- Chromebook + leesboek op tafel, nog niet openmaken

- Monden dicht

Lijdend voorwerp

Grammatica zinsdelen

Mijn moeder heeft een taart gebakken

pv =

wg =

ow =

Welke zinsdeel is er over? 

Mijn moeder heeft een taart gebakken

pv = heeft

wg = heeft gebakken

ow ( wie/wat + pv/wg?) = mijn moeder

over  = een taart,

 Je krijgt het antwoord "een taart" als je de vraag 

"wie/wat + pv + ow" stelt.

Lijdend voorwerp

Degene/het voorwerp waar iets mee wordt gedaan. Hij "lijdt" eronder dat het onderwerp het/hem/haar gebruikt.

Wie/wat + gezegde + onderwerp?
Het antwoord op die vraag is het lijdend voorwerp.

Voorbeeld:

Hij maakt zijn huiswerk.

pv = maakt

ow = hij

wg = maakt
     Wie / wat maakt hij?
     Antwoord: zijn huiswerk
     "zijn huiswerk" is lijdend voorwerp

Voorbeeld:

Ze waarschuwden hem niet op tijd.

    Wie/wat waarschuwden ze?
     Antwoord: hem
     "Hem" is lijdend voorwerp

De jongens gooiden sneeuwballen

lv=?

1. de jongens
2. gooiden
3. sneeuwballen

De mees kon een nestje bouwen in het nieuwe vogelhuisje.
Lv=?

Hij vond zijn ontbijt tenslotte in de koelkast.
Lv=?

Aan de slag!

H3 taalverzorging 1 (lijdend voorwerp)

Maken: alle opdrachten behalve de startopdracht

Je mag rustig samenwerken (fluisteren).

Je mag muziek luisteren.

Klaar? Even laten checken en daarna rustig iets voor jezelf doen.