HA1: NN6: hoofdstuk 2 quiz

Hoofdstuk 2
Quiz
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 2
Quiz

Slide 1 - Tekstslide

Onderwerpen quiz:

- deelonderwerp, kernzin, globaal lezen, zoekend lezen

- omschrijving, definitie

- onderwerp (grammatica)

- bijvoeglijk naamwoord

- zwakke werkwoorden in TT en VT

Slide 2 - Tekstslide

Uit welke 3 delen bestaat een tekst?

Slide 3 - Open vraag

Noem een deelonderwerp bij het onderwerp "voetbal"

Slide 4 - Open vraag

Wat is een kernzin?

Slide 5 - Open vraag

Weet je nog?
Wat is oriënterend lezen?
A
Bekijk de tekst en lees de eerste alinea
B
Lees de eerste en laatste zin van de alinea's
C
Bekijk de tekst en zoek de info die je nodig hebt
D
Lees de tekst helemaal en nauwkeurig

Slide 6 - Quizvraag

Weet je nog?
Wat is globaal lezen?
A
Bekijk de tekst en lees de eerste alinea
B
Lees de eerste en laatste zin van de alinea's
C
Bekijk de tekst en zoek de info die je nodig hebt
D
Lees de tekst helemaal en nauwkeurig

Slide 7 - Quizvraag

Weet je nog?
Wat is precies lezen?
A
Bekijk de tekst en lees de eerste alinea
B
Lees de eerste en laatste zin van de alinea's
C
Bekijk de tekst en zoek de info die je nodig hebt
D
Lees de tekst helemaal en nauwkeurig

Slide 8 - Quizvraag

Wat zou een deelonderwerp kunnen zijn in een tekst over school?
A
De dierenwinkel
B
De geschiedenis van voetbal
C
Pauzes in de aula
D
Zakgeld

Slide 9 - Quizvraag

Wat zou een deelonderwerp kunnen zijn in een tekst over politiek?
A
Gezelschapsspellen
B
Verkiezingen
C
Vakantiereizen
D
De woestijn

Slide 10 - Quizvraag

Wat vind je in het middenstuk van de tekst?
A
de inleiding
B
de mening van de schrijver
C
de conclusie
D
de deelonderwerpen

Slide 11 - Quizvraag

Waar in de alinea staat de belangrijkste zin?
A
In het midden
B
Meestal aan het begin, soms aan het einde
C
Altijd aan het einde
D
Die kan overal staan

Slide 12 - Quizvraag

Wat is een synoniem van:

begrijpen
A
aarzelen
B
gemakkelijk
C
snappen
D
taak

Slide 13 - Quizvraag

Wat is een synoniem van:

twijfelen
A
taak
B
nuttigen
C
peinzen
D
aarzelen

Slide 14 - Quizvraag

Kies het juiste synoniem voor

aanzien
A
gewoon
B
gebruikelijk
C
positie
D
bijstaan

Slide 15 - Quizvraag

Kies het juiste synoniem voor

gebruikelijk
A
gewoon
B
grimmig
C
religieus
D
tenslotte

Slide 16 - Quizvraag

Wat is een definitie?

Slide 17 - Open vraag

onderwerp?
Met zijn prachtige stem won de zanger het Eurovisiesongfestival
A
met zijn prachtige stem
B
won
C
de zanger
D
het Eurovisiesongfestival

Slide 18 - Quizvraag

onderwerp?
Handige keukenhulpjes zijn onmisbaar voor de kok
A
handige keukenhulpjes
B
zijn
C
onmisbaar
D
voor de kok

Slide 19 - Quizvraag

onderwerp?
Natuurlijk moet je je afspraak bij de dokter niet vergeten!
A
moet
B
je
C
je afspraak
D
natuurlijk

Slide 20 - Quizvraag

bijvoeglijk naamwoord?
Eindelijk heeft de verlegen jongen een stoerder kapsel laten knippen

Slide 21 - Open vraag

bijvoeglijk naamwoord?
Tot onze schrik viel de stenen fruitschaal

Slide 22 - Open vraag

(vinden-tt) Mieke dat leuk?

Slide 23 - Open vraag

Toen de orkaan (woeden-vt) zaten wij in de kelder.

Slide 24 - Open vraag

(baden-tt) hij iedere ochtend in de zee?

Slide 25 - Open vraag

De school (richten-vt) een standbeeld op voor de directeur.

Slide 26 - Open vraag

Mijn telefoon (storten-vt) in de afgrond.

Slide 27 - Open vraag

Wij (beloven-vt) jullie helemaal niets.

Slide 28 - Open vraag