Le passé composé

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

De werkwoorden op -ER

De werkwoorden op -ER

= Ik eet een banaan

= Ik heb een banaan gegeten

Hoe noemen we deze tijd in het Frans?

le passé composé

Résumé

persoonlijk voornaamwoord	vervoeging avoir	voltooid deelwoord (stam (hele werkwoord -er) + é)
j'	ai	parlé
tu	as	parlé
il/elle/on	a	parlé
nous	avons	parlé
vous	avez	parlé
ils/elles	ont	parlé

Hele werkwoord	Voltooid deelwoord	Voorbeeld
avoir	eu	j'ai eu
être	été	j'ai été
faire	fait	j'ai fait

Regelmatig

Onregelmatig

geef de juiste vorm van avoir:
nous

1. avez
2. avons
3. sommes
4. ont

Geef de juiste vorm van avoir:
elle

1. est
2. avez
3. ont
4. a

Geef het juiste voltooid deelwoord:
parler

1. parlér
2. parles
3. parlé
4. parlè

Geef het juiste voltooid deelwoord:
avoir

1. avé
2. avoiré
3. avu
4. eu

Geef het juiste voltooid deelwoord:
être

1. été
2. eu
3. êtré
4. étru

Geef de passé composé:
Tu (parler)...... avec ta mère

1. tu est parlé
2. tu as parlé
3. tu parlé
4. tu as parler

Geef de passé composé:
Je/j' (faire) ..... du foot

1. J'ai faire
2. J'ai fairé
3. J'ai fait
4. J'ai faité

Wat is de juiste vertaling?
'Zij heeft gepraat'

1. elle a parlé
2. il parlé
3. il a parlé
4. elle parlé

Wat is de juiste vertaling?
'Wij hebben gehad'

1. nous avons avoiré
2. vous avez avoiré
3. Vous eu
4. Nous avons eu

Begrijp je hoe de passé composé werkt?

1. Ja, ik begrijp het
2. Ik begrijp het ongeveer, maar nog niet helemaal
3. Nee, ik begrijp nog niet hoe het werkt