In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Vak: Nederlands
1.
Lesopening
2.
Lesdoel
3.
Terugblik
4.
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6.
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
Slide 1 - Tekstslide
Welkom!
Telefoon in de bak.
Neem plaats.
Jas uit.
Op tafel: Werkboek Nederlands of laptop en schrift dicht
Tas op de grond.
Niet eten of drinken in de klas.
Presentie!
timer
2:00
Slide 2 - Tekstslide
Dinsdag 17 juni 2025
Wat: Hoofdstuk 5
Wanneer: 12:40-14:20
Hoe: Gezamelijk/ zelfstandig werken
Klaar: Zie Magister, 20 juni
HW: Zie Magister, 20 juni
Lesdoel: Zie vorige slide!
Taaldoel: Geen
Slide 3 - Tekstslide
Hoofdstuk 5: Huiswerk
Zie Magister 17 juni en 20 juni!
Leerstof voor de toets.
Bij sommige paragrafen hoef je niet alle opdrachten te maken!
Slide 4 - Tekstslide
Welke tekstdoelen ken je nog?
Slide 5 - Woordweb
Soorten tekstdoelen
Informeren : Nieuwsbericht
Activeren/overhalen: Reclame of advertentie
Amuseren: Stripboek of een mop
Slide 6 - Tekstslide
zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
peren
aardige
auto
Roos
lokalen
klein
Slide 7 - Sleepvraag
Bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
Je weet door een bijvoeglijk naamwoord meer over het zelfstandig naamwoord.
Slide 8 - Tekstslide
Je herkent een voorzetsel aan
A
je kunt het voor een lw en zn zetten
B
de hoeveelheid letters
C
de kleur
D
staat meestal aan het begin van een zinsdeel
Slide 9 - Quizvraag
Het voorzetsel
Een voorzetsel staat vaak voor een zelfstandig naamwoord.
Met een voorzetsel kun je waar en wanneer aangeven.
Slide 10 - Tekstslide
Voorbeelden van verwijswoorden zijn...
A
Waarom, zoals, soms...
B
Hij, zij, het, die...
Slide 11 - Quizvraag
Slide 12 - Tekstslide
Feit of mening?
Slide 13 - Tekstslide
5.3 Lezen - feiten en meningen
Slide 14 - Tekstslide
Teksten kunnen bestaan uit feiten en meningen
feit
- Het Is echt zo of het is echt gebeurd
- je kunt het controleren
- Roken is slecht voor je gezondheid
- Hij veegt 42 kilo
mening
- Dit vindt iemand ergens van of dit denkt iemand ergens van
- Iedereen kan een andere mening hebben
- Ik heb een hekel aan biologie
- Joshua vindt biologie juist leuk.
Slide 15 - Tekstslide
Telwoorden zijn...
A
na, voor, achter
B
tweede, vijftig, veel
Slide 16 - Quizvraag
5.7 Telwoorden
Telwoorden (tw): middelste, eerste, laatste, twee, tien
Tijdens Nederlands schrijf je telwoorden in letters en niet in cijfers. Dus je schrijft vijftien en niet 15!!!!
Telwoorden (tw) geven een hoeveelheid aan.
Slide 17 - Tekstslide
Voltooid deelwoord
Wat weet je nog van het voltooid deelwoord?
Slide 18 - Tekstslide
Wat is het voltooid deelwoord?
Een voltooid deelwoord is een vorm van een werkwoord die je vaak gebruikt bij het maken van een voltooide tijd. Bijvoorbeeld in zinnen met hebben, zijn of worden.
🔹 Voorbeeld:
Ik heb mijn huiswerk gemaakt.
Hij is naar school gelopen.
De auto is gewassen.
Slide 19 - Tekstslide
Hoe herken je het voltooid deelwoord?
Een voltooid deelwoord:
begint vaak met ge-, be-, ver-, ont-, her- en eindigt vaak op -t, -d of -en
🔹 Voorbeelden:
ge-maakt
be-antwoord
ver-kocht
ont-vangen
her-haald
Slide 20 - Tekstslide
Tekstdoelen en tekstsoorten (voorbeelden)
Overtuigen - ?
Activeren - ?
Slide 21 - Tekstslide
Overtuigen
Je leest de mening van de schrijver.
Bijvoorbeeld: recensie, betoog, ingezonden brief in een krant.
Slide 22 - Tekstslide
Activeren
Je wordt aangespoord om iets te kopen of om bijvoorbeeld ergens naartoe te gaan
Bijvoorbeeld: advertentie, filmposter, reclame
Slide 23 - Tekstslide
Maak de oefening: Persoonlijk voornaamwoord (psv) en het bezittelijk voornaamwoord
Vul de lege plekken in:
Een persoonlijk voornaamwoord verwijst naar _________________ of ________________.
Met een bezittelijk voornaamwoord kun je zeggen van ________ iets is.
Een bezittelijk voornaamwoord staat voor een ________________________.
Slide 24 - Tekstslide
Maak de oefening: Persoonlijk voornaamwoord (psv) en het bezittelijk voornaamwoord
Antwoord:
Een persoonlijk voornaamwoord verwijst naar iemand of iets.
Met een bezittelijk voornaamwoord kun je zeggen van wie iets is.
Een bezittelijk voornaamwoord staat voor een zelfstandig naamwoord.
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Tekstslide
Zijn de onderstaande woordjes persoonlijke of bezittelijke voornaamwoorden?
Sleep elk woord hieronder naar het goede antwoord.