LLH12 test flex

Test LLH12
1 / 57
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 57 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Test LLH12

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat klopt het niet over het modernisme?
A
Het modernisme is een overkoepelende namen voor kunststromingen in het interbellum
B
Het modernisme is een onafhankelijke kunststroming
C
Het modernisme is een naam die gebruikt wordt voor romans in het interbellum met o.a. bewustzijnsstromen
D
Het modernisme is een reactie op de kunst van o.a. de Tachtigers

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar stonden de Tachtigers ook alweer voor en wat wilden zij juist niet?
A
Wel: autonomie en persoonlijke expressie Niet: moralisme
B
Wel: weergave werkelijkheid en persoonlijke expressie Niet: autonomie en moralisme
C
Wel: autonomie en persoonlijke expressie NIet: weergave werkelijkheid
D
Wel: engagement en moralisme Niet: autonomie en weergave werkelijkheid

Slide 3 - Quizvraag

Avant-gardeinvloeden:

Autonomie blijft.
Belangrijke rol voor taal. Moeilijkere associaties (lastig te begrijpen), traditionele beeldspraak verdwijnt.
Kunstwerk verwijst alleen nog naar zichzelf. Geen link met de werkelijkheid.



Welke invloeden blijven tijdens het modernisme?
A
autonomie, subjectieve beleving van de werkelijkheid en engagement
B
weergave werkelijkheid en persoonlijke expressie, spel met taal
C
autonomie, spel met taal en persoonlijke expressie
D
weergave werkelijkheid, autonomie en spel met taal, engagement

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke opmerking klopt niet bij het modernisme?
A
Modernistische werken verwachten een actieve leeshouding en zijn intellectualistisch
B
Modernisten zetten zich af tegen massaliteratuur en bestsellercultuur
C
Modernisten dachten dat je de mens en zijn wereld kan kennen en beschrijven
D
Het modernisme is een overkoepelende naam voor alle stromingen in het interbellum, dus ook de nieuwe zakelijkheid

Slide 5 - Quizvraag

Modernisten twijfelden eraan of je DE werkelijkheid wel kon achterhalen wanneer deze subjectief was.
Wat zijn de twee belangrijkste tijdschriften uit deze periode en bij welke stroming zijn ze in te delen?
Tijdschrift - kunststroming

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk van de volgende stijlen is het kubisme?

A
B
C
D

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

niet de vorm maar de vent
A
impressionisme
B
ventisme
C
kubisme
D
individualistische poëzie

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Marsmans variant op het expressionisme
A
kubisme
B
fatalisme
C
futurisme
D
vitalisme

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat hoort niet bij het kubisme?
A
Alle vormen zijn terug te brengen tot de drie oervormen: bol, kegel en piramide
B
Maatschappelijke inhoud
C
Achter de realiteit schuilt de eeuwige schoonheid van geometrische abstracties
D
'simultanéité'

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noemen ze de geschiedkundige periode tussen de twee wereldoorlogen?

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat was het gevolg van cultuurkritiek en het fin-de-sièclegevoel voor de kunst in het interbellum?
A
steeds meer experimenten in de kunst
B
afzetten tegen kunst, zoals bij het dadaïsme
C
veel botsende stijlen in de kunst
D
een meer begrijpelijke kunst in gewoon taalgebruik

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de historische avant-garde?
A
de kunst waarnaar de kunstenaars in het interbellum teruggrepen
B
de voorhoede/mensen die vooropliepen in o.a. de kunsten in de jaren 20 en 30
C
een modetijdschrift waarin men nieuwe modestijlen laat zien
D
de kunst waartegen de kunstenaars in het interbellum zich afzetten

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat hoort niet bij het expressionisme?
A
kunst als tegengif tegen vervreemding, materialisme en burgerlijke orde
B
de uitdrukking van emoties is belangrijker dan de afbeelding van de werkelijkheid
C
voortborduren op de de heersende schildertraditie
D
Weg van materialisme en vervreemding, naar spiritualiteit en abstractie

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke stroming hadden gedichten voornamelijk een vaste vorm?
A
Romantiek
B
Expressionisme
C
Surrealisme
D
Dadaïsme

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De volgende stroming is strak, zakelijk en nuchter
A
Surrealisme
B
Expressionisme
C
Nieuwe zakelijkheid
D
Neoromantiek

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kunst die laat zien dat kunst maken niet zoveel voorstelt
A
dadaïsme
B
expressionisme
C
surrealisme
D
kubisme

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het expressionisme is zowel een reactie op als een voortzetting van het impressionisme.
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
impressionisme
B
expressionisme
C
kubisme
D
surrealisme

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het literaire expressionisme is vooral een poëziestroming.
A
juist
B
onjuist

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is geen kenmerk van modernistische poëzie?
A
niet per se eindrijm, wel assonantie en alliteratie. Opvallende woordcombinaties
B
Vooral zelfst. naamwoorden en minder gebruik bijv. vnwoorden dan bij vorige generatie
C
wel vaste versvorm, geen vaste regellengte en strofebouw
D
onvolledige en ongrammaticale zinnen en weglaten interpunctie en hoofdletters

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat past niet bij het dadaïsme?
A
Collage, montage, ready made, klankgedichten en simultaniteitspoëzie
B
Nihilistisch wereldbeeld (Nietsche), vol idealen en geloof in een betere maatschappij
C
Chaos creëren: antiburgerlijk, cultuurkritiek en antikunst
D
Reactie op ontreddering na WOI en walging van dogma's

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat past niet bij het surrealisme?
A
bewustzijn beperkt de spontaniteit (sociale klasse, moreel, godsdienst)
B
Onderbewuste inschakelen en rede uitschakelen (drank, drugs etc) om een boven-realisme te bereiken.
C
mentale vrijheid van de kunstenaar is ondergeschikt aan de boodschap
D
minachting burgerlijke en materialistische maatschappij

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is geen manier om toeval te creëren en de ratio uit te schakelen bij de surrealisten?
A
ecriture automatique
B
simultanéité
C
drank, drugs en droommateriaal
D
cadavre exquis

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke twee typen schrijvers heb je in het interbellum?

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat past niet bij Slauerhoff?
A
Scheepsarts
B
Dadaïsme
C
Neoromantiek
D
Gekwelde dichter

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat past niet bij Paul van Ostaijen?
A
Dadaïsme met o.a. De Bezette Stad
B
Doodgewoon dichter met Eerste boek van Schmoll'
C
Vlaamse beweging met Music Hall en Sienjaal
D
Neoromantisch met Een zwerver verliefd

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat past niet bij Hendrik Marsman
A
Kritisch over Nietsche met übermensch
B
Latere werk traditioneler met Herinnering aan Holland
C
Vitalisme: tegen wereldvlucht en vege tranen en voor realiteits-aanvaarding en snelheid
D
Vroege werk expressionistisch en futuristisch met o.a. Paradise regained

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat hoort niet bij Martinus Nijhoff
A
Traditioneel (sonnet) en modern (taalgevoel) zoals 'Moeder de vrouw'
B
'Kijk maar, er staat niet wat er staat.'
C
Avant-gardedichter
D
Past niet bij Forum: 'gedicht staat los van de dichter'

Slide 29 - Quizvraag

Wilde zich juist distantiëren van Avant garde
Hoe heet deze modernistische romantechniek?
(antwoord in de volgende dia)
Uit James Joyce's Ulysses , zoekt Molly slaap: 

een kwartier na wat een onaards uur denk ik dat ze net opstaan ​​in China nu hun vlechtjes uitkammen voor de dag goed binnenkort de nonnen het angelus laten luiden ze komen niemand binnen om hun slaap te bederven behalve een vreemde priester of twee voor zijn nachtkantoor de wekker naast de deur bij cockshout ratelend de hersenen uit zichzelf laat me kijken of ik kan wegdommelen 1 2 3 4 5 wat voor soort bloemen zijn de bloemen die ze hebben uitgevonden zoals de sterren het behang in Lombard Street was veel mooier het schort dat hij me gaf was als dat iets alleen ik droeg het maar twee keer beter deze lamp verlagen en opnieuw proberen zodat ik vroeg kan opstaan.                                                         

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heet deze modernistische romantechniek?

Slide 31 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat hoort niet bij de nieuwe zakelijkheid?
A
De Stijl: literatuur in een rustiger vaarwater
B
politiek, kritisch engagement
C
Functionalisme: functie boven inhoud
D
parlandotaal

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zou de kunst van de nieuwe zakelijkheid gewaardeerd worden door dictatoren?
A
ja, want het is begrijpelijk geschreven en bevat een boodschap
B
nee, de boodschap is antifascistisch en gericht op het individu
C
ja, want het is niet langer autonoom en hoort bij Blut- und Bodenliteratuur
D
nee, want het is nog steeds autonoom en dus niet gericht op de massa

Slide 33 - Quizvraag

Ontaarde kunst versus Blut-und-bodenliteratuur
Wat hoort niet bij Forum?
A
anti-autonomie (tegen Tachtigers en experimentele kunst) en engagement (stelling tegen fascisme en nationaal-socialisme)
B
vormgeving én persoonlijkheid schrijver zijn belangrijk (ventisme) een goed boek heeft iets te vertellen
C
voorkeur psychologische romans, niet autobiografisch
D
waardering van Ter Braak en Du Perron voor o.a. Elsschot, Nescio en Multatuli

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Forum had waardering voor veel auteurs. Welke opmerking klopt niet m.b.t. deze waardering?
A
Elsschot schreef ironische verhalen over de kleine man en de voor hem grote problemen.
B
Nesio schreef in een nuchter, cynisch taalgebruik dat pas door Forum weer werd gewaardeerd
C
Multatuli schreef met Max Havelaar romantisch en realistisch.
D
Nescio en Elsschot schreven toegankelijk: hun teksten waren geschikt voor een groot en ook lager opgeleid publiek

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe merkt De Bree al in de eerste seconden van de les dat De Hel hem wil uitproberen?
A
Ze hebben zijn bureau naar de rand verplaatst.
B
Ze zitten niet volgens de plattegrond.
C
Ze hebben zijn stoel verstopt.
D
Ze hebben het lokaal verbouwd.

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar doet De Bree onderzoek naar?
A
de vrouw
B
de geleerde vrouw
C
de school
D
de stad

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voor welke klas heeft De Bree het meeste respect?
A
De bloemen
B
De grauwen
C
De hel
D
De bruinen

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noemt Remigius De Bree?
A
vriendelijk
B
streng
C
sensitief
D
zwak

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Na de vakantie wil De Bree vertrekken van de school. Bint vraagt hem te blijven.
A
De Bree wil niets meer met Bint te maken hebben.
B
De Bree bedankt Bint en blijft.
C
De Bree wil niet blijven, maar komt hier in de vakantie op terug.
D
De Bree twijfelt, maar besluit toch niet terug te komen.

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom was de hel gaan ingrijpen?
A
Klotterbooke had op verzoek van Bint de klas voor de opening van de school al opgeroepen.
B
De klas wilde graag vechten en besloot samen tegen de rest te gaan vechten.
C
4D erkent het systeem van Bint, was het systeem.
D
De klas had geen idee wat er gebeurde en deed maar wat.

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is de fietstocht ingekort?
A
Een leerling is fysiek te zwak voor de tocht
B
Er is een ongeluk gebeurd
C
Er komt slecht weer aan
D
Twee leerlingen zijn verdwenen

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bint: een roman van een zender
Wie is er geen zender van de boodschap?
A
Bordewijk met zijn verhaal
B
Bint met zijn systeem van orde en tucht
C
De Bree met het systeem van Bint
D
Bint met de boodschap dat het systeem toch niet werkt

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De Bree zijn denken was hoekig en norsch. De lucht lag laag morsig roetig. Novemberochtend. De wind danste lomp om de hoeken. De boersche reuzin viel over hem met de volle vracht van natte kleeren. De Bree kampte even. Dit was een voorpostgevecht. Hij wist ongeveer waar hij heen ging. Hij had er van gehoord. Hij bereikte het plein met onvertraagden tred door de kolking der tochtgaten. Het plein was rechthoekig, gekoolgruisd het midden in een lijst van keien. Een enorme doode heester, en anders niet, op de verkoolde aarde, de muziektent. Drie hooge wallen van huizen, glas meer dan steen, smal glas tusschen smaller steen, de ramenvolte van armoehuizen.
Uit: Bint - F. Bordewijk (1931)
A
Personaal (hij/zij) perspectief
B
Alwetend perspectief
C
Ik-perspectief
D
Er is geen verteller

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het verhaal van Bint is een psychologische roman
A
waar
B
niet waar

Slide 46 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat eist Bint van de leraar en de leerling?
A
De leraar moet zich buigen naar de leerling en zich in hem inleven.
B
De leraar mag niet dalen en de leerling moet klimmen.
C
De leerling moet zich inleven in de leraar en andersom.
D
De leraar moet dalen en leerling moet klimmen.

Slide 47 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de oorzaak van het verzet volgens Bint?
A
De dood van Van Beek
B
De tijd
C
Fléau
D
Het regime van orde en tucht

Slide 48 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het besluit van Bint over onderwijs en maatschappij?
A
Het onderwijs sluit slecht aan op de maatschappij. Je moet het onderwijs veranderen of de maatschappij.
B
Er moet op scholen meer verteld worden over de maatschappij in gouden eeuw en de tijd toen.
C
De maatschappij sluit slecht aan op het onderwijs. De maatschappij moet veranderen.
D
De maatschappij is onrustig en dat komt door het onderwijs.

Slide 49 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De geschiedenis van de lerarenroman gaat ver terug. Het oerboek aller lerarenromans, Bint van Bordewijk, verscheen in een tijd dat vooral dokters, dominees en priesters, kunstenaars, boeren en vissers de romans bevolkten.
Wanneer verscheen Bint
A
1880
B
1934
C
1939
D
1946

Slide 50 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zou de school best geheten kunnen hebben als je kijkt naar Bints ideeën over onderwijs?
A
De klimop
B
De regenboog
C
De pionier
D
De zonnewijzer

Slide 51 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de 'menselijke' kant van Bint?
A
Hij zorgt voor zijn familie.
B
Hij probeert de conciërge aan de schoonmaakster te koppelen.
C
Hij is vriendelijk tegen zijn personeel.
D
Hij luistert goed naar de ouders van leerlingen.

Slide 52 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waardoor heeft de school van Bint al drie jaar geen nieuwe leerlingen meer?
A
Er zijn te weinig docenten.
B
Te veel concurrentie met een andere school.
C
De school wil bewust heel klein blijven.
D
Veel mensen vinden de school te streng.

Slide 53 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Na de vakantie wil De Bree vertrekken van de school. Bint vraagt hem te blijven.
A
De Bree wil niets meer met Bint te maken hebben.
B
De Bree bedankt Bint en blijft.
C
De Bree wil niet blijven, maar komt hier in de vakantie op terug.
D
De Bree twijfelt, maar besluit toch niet terug te komen.

Slide 54 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom neemt Bint ontslag?
A
Het is om Van Beek
B
Hij gelooft niet meer in orde en tucht
C
Hij merkt dat zijn werk niet gewaardeerd wordt door ouders en leerlingen
D
Hij heeft een andere baan

Slide 55 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke uitspraak hoort niet bij het slot?
A
De Bree vindt het moeilijk te begrijpen dat Bint wroeging heeft.
B
De Bree zet het systeem van orde en tucht voort
C
Bint is toch vereerd met de aandacht voor hemzelf.
D
Leerlingen van De hel komen meteen in opstand als De Bree de teugels laat vieren

Slide 56 - Quizvraag

Hij wil alleen liefde voor de school.
Voorbereiding voor de toets
  • Leer je overzicht van stromingen en kenmerken van het interbellum;
  • Leer de theorie uit de syllabus;
  • Herlees fragmenten van Bint;
  • Lees de tekst van Bint  (Lexicon).





Slide 57 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies