PRESENT TENSE

PRESENT TENSE
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

PRESENT TENSE

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

What is the present simple?

Slide 2 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

When do you use the present simple?

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple
  • BASIC KNOWLEDGE
  • FACTS
  • FREQUENCY

#BFF

Slide 4 - Tekstslide

#BFF is een ezelsbruggetje voor de Present Simple

B = Basic Knowledge (basiskennis) 
F = Fact (feit)
F = Frequency (frequentie/regelmaat) 

Slide 5 - Video

Deze slide heeft geen instructies

What is the difference?
I give you
You give him
He gives her
She gives it
It gives us
We give them
They give us
I love you
You love him
He loves her
She loves it
It loves us
We love them
They love us

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

The She- He - It-rule
I love => he loves
you give => she gives
We try => it tries
They take => he takes
you hit => she hits
I punch => it punches
He/She/It + S

Slide 7 - Tekstslide

LET OP het einde van het woord: 

een woord dat eindigt met een e => he/she/it => eindigt met een s
take => takes
use => uses

Een woord dat met een klinker + y (ay/ey/iy/oy/uy eindigt => he/she/it 
eindigt met een s
play => plays


een woord dat eindigt met sh/ss/ch/x/o => he/she/it eindigt met een es
go => goes
watch => watches
pass => passes
fix => fixes
push => pushes

een woord dat met een medeklinker + y eindigt => he/she/it eindigt met een ies
try => tries
fly => flies




Did we talk about the negative & interrogative?

Slide 8 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple: Negative

 I don't go/walk
you don't go/walk
he doesn't go/walk
she doesn't  go/walk
it doesn't go/walk
we don't go/walk
they don't go/walk

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple: Interrogative

Do I go/walk?
Do you go/walk?
Does he go/walk?
Does she go/walk?
Does it go/walk?
Do we go/walk?
Do they go/walk?

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

EXERCISE
Choose a verb 
Write down three sentences in the present simple: one affirmative (+), one negative (-) and one interrogative (?)

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Homework for Monday
  • study vocabulary p16
  • do workbook p11 and correct with another colour

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies