samenvatting

Aanbod van arbeid = Beroepsbevolking

beroepsbevolking = aanbod van arbeid


Beroepsbevolking zijn alle inwoners van Nederland van 15 tot 75 jaar.  Betaalde hebt of als je die zoekt.


1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Aanbod van arbeid = Beroepsbevolking

beroepsbevolking = aanbod van arbeid


Beroepsbevolking zijn alle inwoners van Nederland van 15 tot 75 jaar.  Betaalde hebt of als je die zoekt.


Slide 1 - Tekstslide

Vraag naar arbeid = Werkgelegenheid 

Werkgelegenheid = Vraag naar arbeid 
Overheid en bedrijven:

-Banen die vervuld zijn
-Vacatures : onbezette arbeidsplaatsen

Slide 2 - Tekstslide

Krappe arbeidsmarkt
Krappe arbeidsmarkt (tekort) = meer vraag dan aanbod

  • hebben werkgevers tekort aan personeel
  • hebben werkzoekenden een grote kans op een baan
  • is de kans groot dat de arbeidsomstandigheden verbeteren

Slide 3 - Tekstslide

Ruime arbeidsmarkt
Ruime arbeidsmarkt (overschot) = meer aanbod dan vraag
  • werkeloosheid hoog
  • werkzoekenden weinig kans op een baan
  • kans groot dat arbeidsomstandigheden verslechteren.
  • veel mensen zonder baan zich niet nuttig
  • worden kansen op een carrière minder

Slide 4 - Tekstslide

wat is geregistreerde werkeloosheid?
A
de werkloze die bezig zijn met zich inschrijven bij het UWV
B
UWV
C
een opslag waar alle werkelozen in zijn geregistreerd
D
de werklozen die ingeschreven staan bij het UWV

Slide 5 - Quizvraag

Als je niet bent geregistreerd als werkeloos. Hoe noem je dit?
A
verborgen werkeloosheid
B
ongeregistreerde werkeloosheid
C
verstopte werkeloosheid
D
schaduw werkeloosheid

Slide 6 - Quizvraag

De werkgelegenheid bestaat uit ...
A
De mensen met een betaalde baan
B
Iedereen die op zoek is naar een betaalde baan
C
Alle bezette arbeidsplaatsen en de vacatures
D
Onbezette arbeidsplaatsen en iedereen met een betaalde baan

Slide 7 - Quizvraag

De beroepsbevolking is het aanbod op de arbeidsmarkt?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Wanneer is er sprake van een krappe arbeidsmarkt?
A
Veel vacatures, veel werknemers
B
Veel vacatures, weinig werknemers
C
Weinig vacatures, veel werknemers
D
Weinig vacatures, weinig werknemers

Slide 9 - Quizvraag

bij krappe arbeidsmarkt:
A
zijn er veel werklozen
B
zijn er weinig werklozen
C
zijn er veel en weinig werklozen
D
alleen bij corona crisis

Slide 10 - Quizvraag

Wat is een ruime arbeidsmarkt?
A
Aanbod van arbeid is groter dan de vraag naar arbeid
B
Vraag naar arbeid is groter dan het aanbod van arbeid

Slide 11 - Quizvraag

Bij een ruime arbeidsmarkt is er sprake van:
A
hogere lonen
B
meer werkloosheid
C
veel vraag en weinig aanbod van arbeid

Slide 12 - Quizvraag

Wanneer is er sprake van een ruime arbeidsmarkt?
A
Veel vacatures, veel werknemers
B
Veel vacatures, weinig werknemers
C
Weinig vacatures, veel werknemers
D
Weinig vacatures, weinig werknemers

Slide 13 - Quizvraag

Sleep naar de juiste definitie
Vraagoverschot
Aanbodoverschot
Er is meer aanbod dan vraag
Er is meer vraag dan aanbod

Slide 14 - Sleepvraag

Sleep de onderstaande voorbeelden naar het juiste vakje. Is het vraag of aanbod?
Vraag
Aanbod
C&A heeft veel keuze uit kleding voor volwassenen en jongeren
Mo heeft op de markt een kraam met noten en vruchten
Nikita wil nieuwe sportschoenen
Guus en Nora zoeken op internet naar een nieuwe woning

Slide 15 - Sleepvraag

Welke werkloosheid is niet tijdelijk?
A
seizoenswerkloosheid
B
structurele werkloosheid
C
regionale werkloosheid
D
frictie werkloosheid

Slide 16 - Quizvraag

Van welk soort werkloosheid is sprake?
"Tijdens perioden van crisis...."
A
regionale werkloosheid
B
structurele werkloosheid
C
seizoenswerkloosheid
D
conjuncturele werkloosheid

Slide 17 - Quizvraag

Welke vorm van werkloosheid krijg je wanneer bedrijven zich naar het buitenland verplaatsen?
A
frictiewerkloosheid
B
conjuncturele werkloosheid
C
seizoenswerkloosheid
D
structurele werkloosheid

Slide 18 - Quizvraag

Wanneer je een bepaalde periode in het jaar niet kunt werken noem je deze werkloosheid ...
A
structurele werkloosheid
B
seizoenswerkloosheid
C
verborgen werkloosheid
D
conjuncturele werkloosheid

Slide 19 - Quizvraag

Omdat bepaald werk maar in een deel van het jaar kan worden gedaan, ontstaat er ...
A
Structurele werkeloosheid
B
Regionale werkeloosheid
C
Seizoenswerkeloosheid
D
Frictiewerkeloosheid

Slide 20 - Quizvraag

Een ander voorbeeld van frictiewerkeloosheid is?
A
Iemand die door een ongeluk thuis zit
B
een student die na de studie niet direct een baan vindt.
C
iemand die wordt vervangen door een machine
D
verplaatsing van de fabriek naar een ander land

Slide 21 - Quizvraag

Conjuncturele werkloosheid is blijvend.
A
waar
B
niet waar

Slide 22 - Quizvraag

Is er hier sprake van conjuncturele werkloosheid?
A
ja
B
nee

Slide 23 - Quizvraag

Bij een groeiende economie stijgt de werkloosheid.
A
juist
B
onjuist

Slide 24 - Quizvraag

structurele werkloosheid
seizoenswerkeloosheid
frictiewerkeloosheid
regionale werkeloosheid
conjuncturele werkeloosheid
asperges steken is afgelopen
in between jobs (tussen twee banen in)
coronacrisis
installatie robotarm in bedrijfshal
sluiting fabriek in Flevoland

Slide 25 - Sleepvraag

Hoe bereken je de kostprijs?
A
Inkoopprijs - kosten per product
B
Inkoopprijs + kosten per product

Slide 26 - Quizvraag

De kostprijs is...
A
Hoeveel een product kost in de winkel
B
Hoeveel de de vaste lasten zijn
C
Hoeveel het kost om een product te maken
D
Hoeveel belasting je moet betalen

Slide 27 - Quizvraag

1
2
3
4
5
De arbeidsproductiviteit stijgt
De concurrentiepositie verbetert
De kosten per spijkerbroek dalen
De verkoopprijzen worden verlaagd
De omzet neemt toe

Slide 28 - Sleepvraag

Door te investeren in onderwijs kan de arbeidsproductiviteit in Nederland ...(1)...
Nederland kan daardoor producten tegen een ...(2).... kostprijs produceren. 
Hierdoor …(3)…  de internationale concurrentiepositie van Nederland.

dalen
stijgen
hogere
lagere
verslechtert
verbetert

Slide 29 - Sleepvraag

Soorten werkloosheid
Conjuncturele werkloosheid: Werkloosheid die ontstaat doordat de bestedingen dalen.  De vraagt daalt naar goederen en diensten.

Slide 30 - Tekstslide

Gevolgen laagconjunctuur: werkloosheid

In een laagconjunctuur is er weinig vraag naar goederen, dus weinig productie, met als gevolg weinig werkgelegenheid en dus hoge werkloosheid.


 

Slide 31 - Tekstslide

Waaruit bestaan deze bestedingen?
  • consumptie , de aankopen van consumenten
  • investeringen, de aankopen van bedrijven
  • de aankopen van de overheid
  • export, de aankopen vanuit het buitenland 

Slide 32 - Tekstslide

Hoogconjunctuur 
  •  Hoger consumentenvertrouwen, bestedingen nemen toe.
  • Hoger producentenvertrouwen,  productie stijgt
  • Afname conjuncturele werkeloosheid

Slide 33 - Tekstslide

Ontstaat conjuncturele werkloosheid tijdens hoog- of laagconjunctuur?
A
hoogconjunctuur
B
laagconjunctuur

Slide 34 - Quizvraag

veel consumentenvertrouwen is een kenmerk van een
A
hoogconjunctuur
B
laagconjunctuur

Slide 35 - Quizvraag

Welke indicator zal afnemen bij een hoogconjunctuur?
A
Belastingontvangsten
B
Investeringen bedrijven
C
Uitkeringen
D
Inflatie

Slide 36 - Quizvraag

Loonkosten dalen als overheid
  • belasting op lonen verlaagt ( loonbelasting)
  • de sociale premies verlaagt

Slide 37 - Tekstslide

Loonkostensubsidie
Een bedrag dat de overheid aan de werkgever betaalt als  bijdrage in de loonkosten van een werknemer
( extra geld als ze een werkloze aannemen)


  • Nadelen: bijv.: Het kost de overheid veel geld.
  •  Voordelen: bijv.: De overheid hoeft minder geld uit te geven aan uitkeringen;  goed voor de werkgelegenheid.

Slide 38 - Tekstslide

Een deeltijd baan is een baan waarbij je
A
meer dan 36 uur per week werkt
B
minder dan 36 uur per week werkt

Slide 39 - Quizvraag

Meer kans op werk, werkgevers kunne meer doen bijvoorbeeld

- deeltijd werken mogelijk maken
- bijdragen in de kosten van kinderopvang
- bijdrage in scholing
- flexibele werktijden mogelijk maken
- zorgen voor aangepaste werkplekken

Slide 40 - Tekstslide

Autochtoon en allochtoon
Voor een deel van de allochtone groep is het lastig om een baan te vinden.

  • Ze spreken bijvoorbeeld gebrekkig Nederlands 
  • hun buitenlandse opleiding wordt niet erkend.
  • sprake van discriminatie


Slide 41 - Tekstslide

Kansrijk en kansarm
Voorbeelden van oorzaken voor een hoger inkomen bij mannen dan bij vrouwen:

- vrouwen werken en in deeltijd
- mannen hebben beter betaalde banen
- discriminatie



Slide 42 - Tekstslide