Lettre formelle 12 mars 2024

SE: Écrire une lettre formelle
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

SE: Écrire une lettre formelle

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Doel van de les:
  • Herkennen van veelgemaakte fouten in een brief
  • Fouten kunnen corrigeren in een brief
  • Werkwoorden goed kunnen vervoegen in een brief
  • Volledige zinnen kunnen schrijven in een brief
  • Standaardzinnen kunnen gebruiken in een brief

Bovenstaande geldt voor een zakelijke brief in het Frans!

Slide 3 - Tekstslide

Contactpersoon is: Jaques Beaumont.
Wat is je aanhef?

Slide 4 - Open vraag

Martin Jaspers schrijft een brief. Wat is het allereerste dat hij links bovenaan noteert?

Slide 5 - Open vraag

Martin schrijft:
Je suis de nationalité hollandais.
Wat is er fout in deze zin?
A
hollandais= hollandaise
B
het woord DE hoort er niet bij
C
hollandais moet met een hoofdletter
D
het moet zijn: j'ai une nationalité hollandais

Slide 6 - Quizvraag

Martine schrijft ik zou als kok willen werken
Je aimerai traivailler comme chef cuisinier
wat is er fout aan deze zin
A
chef cuisinier
B
aimerai
C
traivailler
D
je aimerai

Slide 7 - Quizvraag

Wat is er fout in deze zin:
Je suis disponible de 8 juin au 30 juillet
A
juillet = julliet
B
disponible = disponsible
C
de = du
D
au = à

Slide 8 - Quizvraag

Wat is er fout in deze zin?
quelle rémunération avez vous envisagé pour ce poste
A
quelle
B
enivisagé
C
avez vous
D
ce poste

Slide 9 - Quizvraag

Wat is er fout in deze zin:
Comme je m'intéresse dans ce genre de travail, je vous écris.
A
vous = vais
B
ce = cette
C
dans = à
D
Comme = Pourquoi

Slide 10 - Quizvraag

Wat is er fout in deze zin:
Je cherche un emploi temporaire en france.
A
temporaire = temporair
B
emploi = poste
C
Je cherche = Je cherches
D
france = France

Slide 11 - Quizvraag

Wat is er fout in deze zin:
Je suis disponible du 1 octobre au 30 novembre 2021.
A
de getallen moeten voluit
B
1 = premier / 1er
C
octobre = oktobre
D
au = à le

Slide 12 - Quizvraag

Wat is fout in deze zin:
J'ai les chevaux marron.
A
marron = marrons
B
LES moet weg
C
marron = marronnes
D
chevaux = cheveux

Slide 13 - Quizvraag

Wat is fout in deze zin:
Probalement je passerai mon bac au mois de mai.
A
mois = moins
B
probalement = probablement
C
je passerai = je passe
D
mon = ma

Slide 14 - Quizvraag

Wat is fout in deze zin:
Je peux commencer sur le trois décembre.
A
commencer = commence
B
LE moet weg
C
SUR moet weg
D
peux = veux

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de juiste formulering om je flexibiliteit qua rooster te benadrukken?
A
Je suis flexible dans le travail
B
Je m'adapte à toute situation
C
Je suis habitué à un horaire irrégulier
D
Je cherche un emploi temporel

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de juiste formulering om te vragen of je in het hotel mag verblijven?
A
Est-ce que je peux rester ici?
B
Les employés sont logés ici?
C
Les employés sont logés dans l 'hôtel?
D
Est-ce que je peux dormir chez vous?

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de juiste formulering om te zeggen dat je nog een bruiloft hebt voor de startdatum van 3 juli?
A
Je peux commencer un jour plus tard parce que j'ai un mariage.
B
Je ne peux pas venir le trois juillet parce que j'ai un marriage.
C
Ma cousine va se marier, donc j'arrive plus tard.
D
Je ne peux pas commencer parce qu'un mariage.

Slide 18 - Quizvraag

Wat is de juiste formulering voor: ik red me wel in het Frans?
A
Je me débrouille en français.
B
Je parle assez bien français.
C
Je parle couramment français.
D
Je parle un peu français.

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de juiste formulering om te vragen of je eet in het hotel zelf?
A
Je peux manger ici?
B
Est-ce que les employés ont le repas ici?
C
Est-ce que les repas pour les employés sont dans l hôtel?
D
Est-ce que les repas pour les employés sont fournis par l'hôtel?

Slide 20 - Quizvraag

Welk woord ontbreekt?
Permettez-moi de présenter
A
TE voor présenter
B
ME voor présenter
C
MOI achter présenter
D
VOUS voor présenter

Slide 21 - Quizvraag

Noteer de plaats (waar je nu bent) en de datum van vandaag zoals in een brief.

Slide 22 - Open vraag

Noteer de zin: Ik zit in de eindexamenklas.

Slide 23 - Open vraag

Noteer de zin:
Ik heb Frans in mijn pakket.

Slide 24 - Open vraag

Noteer de zin: Ik zou u willen vragen of het mogelijk is om...

Slide 25 - Open vraag

Welk woord ontbreekt?
Dans Le Monde du 20 décembre dernier j'ai lu votre dans laquelle
A
EMPLOI na votre
B
du = de le
C
ANNONCE na votre
D
2023 na décembre

Slide 26 - Quizvraag

Welk woord ontbreekt ?
J'ai beaucoup expérience dans ce domaine.
A
DEPUIS na domaine
B
DE na beaucoup
C
D'EMPLOI na domaine
D
D' na beaucoup

Slide 27 - Quizvraag

Wat is fout: j'ai travaillée comme serveuse.
A
het woord serveuse
B
J'ai : je suis
C
travaillé moet zonder extra E
D
comme: pour

Slide 28 - Quizvraag

Wat is fout: canditature au poste hôtesse
A
hôtesse zonder ^
B
POSTE moet weg
C
d' moet voor hôtesse
D
AU : à la

Slide 29 - Quizvraag