Maandag 25 januari 2021

Maandag 24 januari
Woordenschat en schrijven
(nieuwe woorden thema 17 en schrijfopdracht)

Grammatica
(voegwoorden)

Pauze

Schrijven
(een krantenkop en een nieuwsbericht schrijven)

Jeugdjournaal
(Samenvatting van het Jeugdjournaal maken)

1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Maandag 24 januari
Woordenschat en schrijven
(nieuwe woorden thema 17 en schrijfopdracht)

Grammatica
(voegwoorden)

Pauze

Schrijven
(een krantenkop en een nieuwsbericht schrijven)

Jeugdjournaal
(Samenvatting van het Jeugdjournaal maken)

Slide 1 - Tekstslide

Woordenschat
Vandaag leer je vijf nieuwe woorden bij het thema Geld en werk.
Schrijf het woord op en ook de betekenis.

Slide 2 - Tekstslide

tegelijk
  • op hetzelfde moment
  • op dezelfde tijd
  • zin: Ik maak mijn werk tegelijk met mijn broer.

Slide 3 - Tekstslide

gelijk
  •  hetzelfde;
  • ander woord: meteen
  • precies zoals iemand of iets anders;
  • Zin: Ik vind dat alle mensen gelijk zijn.

Slide 4 - Tekstslide

de overheid
  •  ander woord voor: de regering;
  • de overheid zorgt ervoor dat we in Nederlands regels en wetten hebben;
  • de overheid zorgt ervoor dat alles goed geregeld is in Nederland.
  • zin: De overheid zorgt ervoor dat we in ons land goede corona-regels hebben.

Slide 5 - Tekstslide

het recht
  • iets wat je mag;
  • iets wat mag volgens de wet;
  • zin: Elk kind heeft recht op onderwijs.

Slide 6 - Tekstslide

de fabriek
  • een bedrijf dat producten maakt met machines;
  • in een fabriek worden verschillende spullen gemaakt: mobiel, auto, kleding, eten.
  • zin: In de fabriek worden nieuwe mobiels gemaakt.

Slide 7 - Tekstslide

Maak zinnen met de woorden.
Regels
-
- denk aan de leestekens en hoofdletters;
- je schrijft minimaal 3 zinnen

De woorden: tegelijk, gelijk, hetzelfde, de overheid, het recht, de fabriek

Slide 8 - Open vraag

Grammatica
Je leert de voegwoorden op de juiste manier te gebruiken.
Wat zijn voegwoorden?

Slide 9 - Tekstslide

Soorten voegwoorden
Er zijn veel verschillende soorten voegwoorden. Hier staan een aantal bekende voegwoorden.

En 

Ik hou van pannenkoeken en ik hou van pizza. 

Tegenstelling: maar 

Ik vind je wel leuk, maar ik ben niet verliefd op je. 
Tijd: voordat, terwijl, totdat 

Ik wil je graag even zien, voordat de les begint. 
De klas gaat even in stilte werken, terwijl ik de toets nakijk.
Jullie blijven allemaal zitten, totdat de bel gaat.
Reden/ oorzaak: want, omdat, doordat
Yasmine is goed in grammatica, omdat ze zo goed geoefend heeft. 
Werkwoordspelling is belangrijk, want in iedere zin staat een persoonsvorm.
Merline kwam te laat voor de les, doordat de lift weer kapot was.

Slide 10 - Tekstslide

Ik twijfel of ik op tijd kom, want .....

Slide 11 - Open vraag

Farouk gaat vanmiddag naar het gemeentehuis, omdat ...

Slide 12 - Open vraag

Dilara houdt niet van regen. Ze gaat alleen naar buiten als ..

Slide 13 - Open vraag

Je mag je pincode aan niemand vertellen, want
A
je pincode is voor iedereen.
B
je pincode is altijd openbaar.
C
je pincode is alleen voor jou.
D
je pincode is geheim.

Slide 14 - Quizvraag

Ik mag geen suiker eten. Daarom ..
A
eet ik veel snoep.
B
doe ik geen suiker in mijn thee.
C
koop ik geen suiker meer.

Slide 15 - Quizvraag

Schrijfopdracht voegwoorden
Schrijf een e-mail. Gebruik in deze e-mail minimaal 3 voegwoorden.

Slide 16 - Tekstslide

Situatie
De batterij van je telefoon is kapot.
Je mailt de fabriek om te vertellen dat de batterij kapot is.
Vraag of je een nieuwe batterij kunt krijgen.
Vertel naar welk adres ze de nieuwe batterij kunnen sturen.
Vraag of je hier iets voor moet betalen.

Slide 17 - Open vraag

Pauze
Pauze 
timer
15:00

Slide 18 - Tekstslide

Schrijven: wat is het nieuws?
  • Je kent het begrip ‘krantenkop’;
  • Je kan vertellen waarom een krantenkop belangrijk is;
  • Je kan een goede krantenkop bij een foto bedenken;
  • Je kan een krantenartikel met krantenkop bij een foto schrijven.

Slide 19 - Tekstslide

Wat is het nieuws?
In de krant staan berichten met het nieuws. Vaak staan er ook foto's bij deze berichten. 
De nieuwsberichten hebben ook altijd een krantenkop (een titel).

Slide 20 - Tekstslide

De krantenkop
  • een krantenkop is bijna altijd 1 zin;
  • een krantenkop gaat over het nieuwsbericht;
  • een goede krantenkop zorgt ervoor dat ik het hele bericht wil lezen;
  • een krantenkop kan ook grappig zijn.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Waar gaat het over?
  • Kijk naar de foto. Waar zou het nieuws over gaan?
  • Wat zou een goede krantenkop zijn?

Slide 24 - Tekstslide

Bedenk een krantenkop
bij de foto.
timer
1:00

Slide 25 - Open vraag

Slide 26 - Tekstslide

Waar gaat het over?
  • Kijk naar de foto. Waar zou het nieuws over gaan?
  • Wat zou een goede krantenkop zijn?

Slide 27 - Tekstslide

Bedenk een krantenkop
bij de foto.
timer
1:00

Slide 28 - Open vraag

Schrijfopdracht
  • Kijk goed naar de foto;
  • Maak er een nieuwsbericht bij;
  • Denk aan een goede krantenkop;
  • De vragen kunnen je helpen bij het schrijven van je bericht;

  • Klaar? Kijk zelf na of je niets vergeten bent met het checkblad!

Let op!
  1. Je bericht heeft minimaal 10 zinnen;
  2. Je gebruikt leestekens (punten, vraagtekens en uitroepteken) op de juiste manier;
  3. Je schrijft minimaal 2 keer het voltooid deelwoord in een zin en je zet een streep onder het voltooid deelwoord.
  4. Je gebruikt minimaal 2 keer een voegwoord in een zin (en, maar, omdat, want) en je zet een streep onder het voegwoord.
timer
20:00

Slide 29 - Tekstslide

Een krantenkop gaat vaak over een foto in de krant.

Slide 30 - Poll

Een krantenkop kan ook grappig zijn.

Slide 31 - Poll

Ik vond het schrijven van een krantenkop en een nieuwsartikel lastig.

Slide 32 - Poll

Ik kan een krantenkop bij een foto bedenken.

Slide 33 - Poll

Jeugdjournaal
Kies 1 onderwerp en maak een samenvatting.

Jeugdjournaal (link)

Slide 34 - Tekstslide