Grammatica samengestelde zinnen, 3K

Blok 4, Grammatica
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Blok 4, Grammatica

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Enkelvoudige en samengestelde zinnen
Deze les:
- herhaling persoonsvorm;
- korte uitleg samengestelde zin en hoofdzin en bijzin;


Lesdoelen
  • Je kunt samengestelde zinnen maken;
  • Hoofd- en bijzinnen herkennen.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Hoe vind je de persoonsvorm in de zin niet?
A
Maak de zin vragend
B
Verander de zin van tijd
C
Stel de vraag: wie /wat + wwg?

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Er zijn dus twee manieren om de pv te vinden:
  • de zin van tijd veranderen
  • de zin vragend maken

Gebruik vandaag steeds de eerste manier!

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de persoonsvorm in deze zin?
Alle leerlingen kregen een lekkere traktatie van de directeur.
A
alle leerlingen
B
kregen
C
een lekkere traktatie
D
van de directeur

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de persoonsvorm in deze zin?
Heb jij ook een ijsje gekregen?
A
heb
B
jij
C
een ijsje
D
gekregen

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Enkelvoudige zin
Een enkelvoudige zin is een zin met één persoonsvorm (pv). 
Voorbeeld: Tot laat in de avond dansten (pv) de leerlingen op het schoolplein.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samengestelde zin
Een samengestelde zin is een zin met twee of meer persoonsvormen
Voorbeeld: De scooter van Klaas werd (pv) gestolen, toen hij een broodje kocht (pv).

              Tip: verander de zin van tijd. De werkwoorden die     veranderen zijn persoonsvormen.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefenen
Even een paar quizvragen om te oefenen met het vinden van het aantal persoonsvormen.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel persoonsvormen staan er in onderstaande zin?
Door het donkere bos liepen vreemde, groen geverfde mannetjes.
A
1
B
2
C
3

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel persoonsvormen staan er in onderstaande zin?
Wil je een ijsje of wil je een kaassoufflé?
A
1
B
2
C
3

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel persoonsvormen staan er in onderstaande zin?
De kaassoufflé die ik gisteren at, was niet echt lekker, omdat die niet gaar was
A
1
B
2
C
3

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Samengestelde zin
Een samengestelde zin bestaat uit twee of meer enkelvoudige zinnen. Elke van deze enkelvoudige zinnen heeft een eigen persoonsvorm. Een samengestelde zin bevat dus twee of meer persoonsvormen.

De poes miauwt. + Ze heeft honger. = De poes miauwt, want ze heeft honger.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdzin en bijzin herkennen
1. Zet de zin in een andere tijd
2. Per PV een zin
3. PV + OW naast elkaar? --> Hoofdzin
4. PV + OW niet naast elkaar --> Bijzin

Als ik erg mijn best doe, haal ik misschien wel een tien. 


Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdzin en bijzin
In een samengestelde zin staat altijd een hoofdzin.

Aan die hoofdzin plak je nog een hoofdzin: hoofdzin + hoofdzin
Of je plakt er een bijzin aan:                                 hoofdzin + bijzin
De bijzin kan ook vooraan staan:                       bijzin + hoofdzin

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kenmerken hoofdzin
Een hoofdzin ziet er net zo uit als een enkelvoudige zin:
 
• het onderwerp en de persoonsvorm staan naast elkaar;
• de persoonsvorm staat op de eerste of tweede plaats in de zin.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

kenmerken bijzin
In de bijzin verandert de volgorde:
  •   het onderwerp en de persoonsvorm staan uit elkaar (of je kunt ze uit elkaar halen).
  • is zonder hoofdzin geen goede zin
  • de persoonsvorm staat op de laatste of een na laatste plaats in de zin.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voorbeeld
De juf heeft trek. + De leerlingen van 3K3 hebben haar nacho's opgegeten.
=
De juf heeft trek, omdat de leerlingen van 3k3 haar nacho's hebben opgegeten.

Hoofdzin  +  bijzin

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voorbeeld
Hana gaat vandaag naar school en zij gaat morgen naar de tandarts.

Hoofdzin + hoofdzin

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdzin of bijzin?

'... als ik mijn pianoles kan afzeggen.'
A
hoofdzin
B
bijzin

Slide 20 - Quizvraag

Het onderwerp (ik) staat niet naast de persoonsvorm (kan).
Hoofdzin of bijzin?

'Ik ga morgen naar de kapper.'
A
hoofdzin
B
bijzin

Slide 21 - Quizvraag

Het onderwerp (ik) staat naast de persoonsvorm (ga).
Chanel leest een boek en Akshaya is aan het koken.
A
bijzin, hoofdzin
B
bijzin, bijzin
C
hoofdzin, hoofdzin
D
hoofdzin, bijzin

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Terwijl Ikram het beslag maakt, zet haar moeder de oven aan.
A
bijzin, hoofdzin
B
hoofdzin, hoofdzin
C
bijzin, bijzin
D
hoofdzin, bijzin

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De oude juf zit op de kruk, omdat zij moe is.
A
bijzin, bijzin
B
hoofdzin, hoofdzin
C
bijzin, hoofdzin
D
hoofdzin, bijzin

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Video

Deze slide heeft geen instructies