Werkwoordspelling MA les 4 Volt. deelw. en bijvoeglijk gebruikt volt. deelw.

Lezen en werkwoordspelling
We beginnen vandaag met 15 minuten lezen!

timer
15:00
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolMBOLeerjaar 1Studiejaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lezen en werkwoordspelling
We beginnen vandaag met 15 minuten lezen!

timer
15:00

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Les Voltooid deelwoord etc.
Inhoud van deze les:
Voltooid deelwoord
Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord
Tegenwoordig deelwoord
Oefeningen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

DOEL

Aan het einde van de les weet je wat een voltooid deelwoord is en kun je de voltooid deelwoorden goed schrijven.

Aan het einde van de les weet je wat een bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord is en kun je deze goed schrijven. 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kortom:
* voltooid deelwoord +e
* soms aanpassen
* -en in voltooid deelwoord? Laten staan

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(stranden) De ............ reiziger
A
gestrandde
B
strandende
C
gestranden
D
gestrande

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(maaien) Het ............... gras

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:

(redden) De ...... zwemmer

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:

(bevriezen) Het .............. water.

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in.


(verbreden) De ............... weg. 

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Het ....... kasteel werd door het leger ontruimd (bezetten).

Slide 14 - Open vraag

bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord (bijvoeglijk naamwoord)
Het ....... huis was niet meer te renoveren (afbranden).

Slide 15 - Open vraag

bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord (bijvoeglijk naamwoord)
Ik hoef die ............ groente niet
(bespuiten).

Slide 16 - Open vraag

Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord (bijvoeglijk naamwoord)


Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(verwoesten) De ................. huizen
A
vewoestten
B
verwoeste
C
verwoesde
D
verwoesdden

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(schrikken) De .............. kinderen

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(vluchten) De ............... dief
A
gevluchte
B
gevluchtte
C
gevluchten
D
gevluchtten

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tegenwoordig deelwoord (TD)
Tegenwoordig deelwoord: infinitief (hele ww) + -d

Voorbeeld: eten - etend; lachen - lachend; lopen - lopend

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tegenwoordig deelwoord - voorbeeld

Zij zit append op de fiets.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik snap het.......
(kies)
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll

Deze slide heeft geen instructies