Vrijdag 29 september
1 / 30
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Welk getal is "even"
A
3
B
4
C
20
D
81
Slide 4 - Quizvraag
Wat is een voorwaarde
A
je moet eerst je tafel opruimen voordat je naar huis mag gaan
B
je moet wachten op de bel voordat je de klas mag verlaten
C
je moet sportkleding dragen om mee te mogen doen aan sport
D
je hoeft niets te doen
Slide 5 - Quizvraag
Wat betekent :
de uitzondering
de uitzondering
A
dat iedereen dat doet
B
dat alle mensen dat hebben
C
dat alle mensen het hebben, maar 1 persoon niet.
D
dat niemand dat heeft of doet
Slide 6 - Quizvraag
Wat is een ander woord voor:
de controle
de controle
A
het zelf doen
B
het loslaten
C
de boete
D
de check
Slide 7 - Quizvraag
Wat betekent het woord:
afzeggen
afzeggen
A
Zeggen dat je komt op het feest
B
Zeggen dat je niet kan komen op het feest
C
Zeggen dat je een feest gaat geven
D
Zeggen dat je samen met iemand komt
Slide 8 - Quizvraag
Als je een beslissing maakt, dan.................
A
maak je een keus
B
maak je geen keus
Slide 9 - Quizvraag
Slide 10 - Tekstslide
Als je je wachtwoord opslaat, opent je account ................. als je het programma opent.
Slide 11 - Open vraag
Wat is de .................. prijs voor deze auto?
Slide 12 - Open vraag
Mijn moeder moet naar ..... ..................... , zij heeft pijn aan haar rug.
Slide 13 - Open vraag
De trein uit Parijs gaat ..................... naar Amsterdam.
Slide 14 - Open vraag
De ................. snelheid op deze weg is 80 kilometer per uur.
Slide 15 - Open vraag
Wij hebben de politie een ........... gegeven, zodat zij weten wie de dief is.
Slide 16 - Open vraag
Er staan heel veel leerlingen op het ....-..........-...................
Slide 17 - Open vraag
Maak (minimaal) een zin met twee nieuwe woorden van de afgelopen twee weken.
Denk aan: GROTE LETTERS / . / werkwoorden
Denk aan: GROTE LETTERS / . / werkwoorden
Slide 18 - Woordweb
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Tekstslide
Wat is het meervoud van de mogelijkheid?
A
de mogelijkhijden
B
de mogeleikhijden
C
de mogelijkheden
D
de gomelijkheden
