6.4 Biologisch evenwicht

Ecologie
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Ecologie

Slide 1 - Tekstslide

Programma
bespreken huiswerk
terugblik
uitleg bs 6.4 Biologisch evenwicht
zelfstandig aan het werk
afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Met welke letter wordt
koolstof altijd aangegeven?
A
C
B
N
C
O
D
H

Slide 3 - Quizvraag

Brengen reducenten koolstof terug in de koolstofkringloop?
A
nee
B
ja, als koolstofdioxide
C
ja, als koolhydraten
D
ja, als glucose

Slide 4 - Quizvraag

Hoe wordt in de voedselketens koolstof doorgegeven in de koolstofkringloop?
A
als koolstofdioxide
B
alleen als glucose
C
als energierijke stof
D
alleen als eiwitten

Slide 5 - Quizvraag

Met welke letter wordt
stikstof altijd aangegeven?
A
C
B
N
C
O
D
H

Slide 6 - Quizvraag

Brengen reducenten stikstof terug in de stikstofkringloop?
A
nee
B
ja, als nitraat
C
ja, als ammoniakgas
D
ja, als eiwit

Slide 7 - Quizvraag

Hoe wordt in de voedselketens stikstof doorgegeven in de stikstofkringloop?
A
alleen als nitraat
B
alleen als ammoniak
C
als energierijke stof
D
alleen als eiwitten

Slide 8 - Quizvraag

BS 6.4 biologisch evenwicht

Slide 9 - Tekstslide

Leerdoelen
6.4.1 Je kunt de invloeden op organismen indelen in biotische en abiotische factoren.
6.4.2 Je kunt de niveaus van de ecologie beschrijven. 
6.4.3 Je kunt aangeven hoe de grootte van een populatie wordt beïnvloed door biotische en abiotische factoren.

Het ene jaar zijn er veel vogels in de tuin, het jaar daarna minder. Dit kan bijvoorbeeld komen door een heel koude winter. Allerlei factoren zijn van invloed op het aantal individuen van een soort.

Slide 10 - Tekstslide

Ecologie:  het bestuderen van alle relaties 
tussen organismen en hun milieu (leefomgeving)
Organismen = één enkel levend wezen.

Biotische factoren
invloeden afkomstig van de levende natuur.

Abiotische factoren 
invloeden afkomstig van de levenloze natuur.

Levenloze natuur 
natuur die nog nooit geleefd heeft.

Slide 11 - Tekstslide

Begrippen:

  • biotische factoren

Slide 12 - Tekstslide

Begrippen:

  • abiotische factoren

Slide 13 - Tekstslide

Niveaus van Ecologie
1. Individu (Een olifant)
2. Populatie (kudde olifanten in een bepaald gebied)
3. Levensgemeenschap (populatie olifanten met populatie leeuwen in een bepaald leefgebied)
4. Eco-systeem: Alle biotische en a-biotische factoren (biotoop) samen in een bepaald gebied (vb. in Nederland sloot, bos, duingebied en heideveld)

 

Slide 14 - Tekstslide

Begrippen:


  • individu

Slide 15 - Tekstslide

Begrippen:


  • populatie

Slide 16 - Tekstslide

Begrippen:

  • levensgemeenschap

Slide 17 - Tekstslide

Begrippen:

  • ecosysteem

Slide 18 - Tekstslide

Begrippen:

  • biologisch evenwicht

Slide 19 - Tekstslide

Begrippen:
  • biologisch evenwicht

Slide 20 - Tekstslide

Begrippen:
  • biologisch evenwicht
  • optimumkromme
tolerantiegebied

Slide 21 - Tekstslide

Begrippen:
  • biologisch evenwicht
  • optimumkromme

Slide 22 - Tekstslide

Waarom kan er geen pinguïnpopulatie in het Apeldoorns kanaal overleven?
Alle redenen die de hoeveelheid individuen in een populatie bepalen, kan je indelen in twee groepen:

Biotisch:
                   - Hoeveelheid voedsel
                                     - Natuurlijke vijand
                                     - Ziekteverwekkers
Abiotisch:                - Bodemgesteldheid
                                     - Klimaat (temperatuur, licht, lucht, neerslag)
Alle levende invloeden
Alle niet-levende invloeden

Slide 23 - Tekstslide

Opdrachten 
Lees en maak opdrachten bs 6.4
timer
10:00

Slide 24 - Tekstslide

afsluiting

6.4.1 Je kunt de invloeden op organismen indelen in biotische en abiotische factoren.
6.4.2 Je kunt de niveaus van de ecologie beschrijven.
6.4.3 Je kunt aangeven hoe de grootte van een populatie wordt beïnvloed door biotische en abiotische factoren.

Slide 25 - Tekstslide

Welke van de volgende stoffen is biotisch?
A
koolstofdioxide
B
zuurstof
C
water
D
glucose

Slide 26 - Quizvraag

Welke van de volgende stoffen is abiotisch?
A
zetmeel
B
water
C
eiwit
D
glucose

Slide 27 - Quizvraag

Behoren de egels op Texel tot dezelfde populatie als de egels op Vlieland?
A
nee
B
ja

Slide 28 - Quizvraag

Waarvan is egelpopulatie op Texel afhankelijk?
A
van het aantal regenwormen
B
van het aantal wolven
C
van het aantal zeehonden
D
van de hoeveel jacht door de mens

Slide 29 - Quizvraag