Clase de español 10

¡Vamos a hablar español! clase 10
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

¡Vamos a hablar español! clase 10

Slide 1 - Tekstslide

Programa de hoy
  • Presentarse (los deberes)
  • (Voy a españa y me llevo)
  • ir a + heel werkwoord
  • actividades de vacaciones
  • preguntar por el precio
  • Indicar el camino - mapa de Segovia
  • sentirse
  • el cuerpo y los movimientos
  • Blooket  clase 1-10

Slide 2 - Tekstslide

Los deberes
Schrijf een korte tekst waarin je vertelt:
Hoe je heet
Hoe oud je bent
Waar je vandaan komt, waar je familie vandaan komt
Naar welk land je op vakantie gaat, met welk vervoersmiddel en wat je meeneemt
Begin en eindig met een groet

Slide 3 - Tekstslide

Presentarse
• Begin met een groet: ¡Hola! / ¡Buenos días!
• Hoe je heet: Me llamo Heidi
• Hoe oud je bent: Tengo 48 años
• Waar je vandaan komt, waar je familie vandaan komt: Soy de Holanda (Países Bajos), mi familia es de Holanda y España.
• Naar welk land je op vakantie gaat, met welk vervoersmiddel en wat je meeneemt: Voy de vacaciones a España en avión y me llevo una maleta.
• Eindig met een groet: ¡Adiós! / ¡Hasta la vista!

Slide 4 - Tekstslide

Voy a españa y me llevo.....

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

ir + a + heel werkwoord
(optioneel)
ir
a + heel ww
yo
voy
a bailar
vas
a reír
él/ella/usted
va
a soñar
nosotros/nosotras
vamos
a escuchar
vosostros/vosotras
vais
a gozar
ellos/ellas/ustedes
van
a cantar

Slide 8 - Tekstslide

Se usa para decir lo que vamos a hacer en el futuro próximo

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Link

voy a reír, voy a bailar
voy a reír, voy a gozar

para qué sufrir
para qué llorar

voy a vivir el momento
voy a escuchar en silencio
empieza a soñar

Slide 11 - Tekstslide

voy a reír, voy a bailar
voy a reír, voy a gozar

para qué sufrir
para qué llorar

voy a vivir el momento
voy a escuchar en silencio

empieza a soñar
ik ga lachen, ik ga dansen
ik ga lachen, ik ga genieten

waarom lijden
waarom huilen

ik ga het moment (be)leven
ik ga in stilte luisteren

begin te dromen

Slide 12 - Tekstslide

actividades de vacaciones

Slide 13 - Woordweb

Slide 14 - Tekstslide

Gaan jullie zwemmen?

Slide 15 - Open vraag

Juan gaat een excursie doen

Slide 16 - Open vraag

Naar de prijs vragen - Preguntar por el precio
¿Cuánto cuesta ……….…? = Wat kost………?
¿Cuánto cuestan………….? = Wat kost(en)…..?
Voorbeelden:
¿Cuánto cuesta el viaje? (Wat kost de reis?)
 --- El viaje cuesta 200 euros.
 ¿Cuánto cuestan las actividades? (Wat kosten de activiteiten?)
--- Las actividades cuestan 80 euros.

Let goed op:
Wanneer gebruik je cuesta en wanneer cuestan?
--> cuesta = enkelvoud
--> cuestan = meervoud

Slide 17 - Tekstslide

Indicar el camino- mapa de Segovia

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Sentirse
Wederkerend werkwoord met klinkerwisseling "sentirse (ie) = zich voelen"
1. me siento           ik voel me 
2. te sientes           jij voelt je 
3. se siente            hij, zij, u voelt zich 
1. nos sentimos    wij voelen ons 
2. os sentís             jullie voelen je 
3. se sienten          zij voelen zich, u (meervoud)
Me siento muy feliz cuando escucho esta canción

Slide 20 - Tekstslide

Denk aan het wederkerend voornaamwoord (pronombre reflexivo):  me, te, se, nos, os, se

Slide 21 - Tekstslide

Música
¿Qué tipo de música escuchas?

Slide 22 - Woordweb

¿Cómo se llama tu cantante
o grupo favorito?

Slide 23 - Woordweb

¿Te sientes triste o feliz cuándo
escuchas música?

Slide 24 - Woordweb

Slide 25 - Link

El cuerpo

Slide 26 - Woordweb

Slide 27 - Tekstslide

Movimientos

Slide 28 - Woordweb

A practicar
https://www.profedeele.es/actividad/vocabulario/las-partes-del-cuerpo-humano/

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Link

Blooket clase 1-10

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Link

Slide 33 - Video

Imperativo

Slide 34 - Tekstslide

Imperativo

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Video