H5 AK Par 2.2

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 5

Wat gaan we doen?

• Afronding 2.1
• Schema maken over plaatbewegingen, aardbevingen en vulkanen
• Maken en nabespreken opdrachten paragraaf 2.2
• een aantal quizvragen

Deze tabel gaat over de opbouw van de aarde. 

  Neem de tabel over. Zet de woorden op de juiste plek in de tabel. 

  Kies uit: laag – hoog – zeer hoog – vast – stroperig

vast

stroperig

hoog

zeer hoog

laag

Schuif de plaatbewegingen naar de juiste plaats.

Diepzeetrog (trench in het Engels)

Leerdoelen

Als je deze paragraaf hebt bestudeerd, kun je:

• de relatie leggen tussen de soort plaatgrens, het eruptietype en de vorm van de vulkaan.
  
• uitleggen hoe een hotspot werkt.
  
• het ontstaan van een aardbeving uitleggen en de gevolgen beschrijven

Hét schema

daarna maken opdrachten 2.2

Wat is de drijvende kracht achter platentektoniek?

1. Convectiestromen
2. De zee
3. De mantel
4. Lava

Welke beweging zie je op de afbeelding?

1. Convergent
2. Subductie
3. Transform
4. Divergent

Welke beweging zie je op de afbeelding?

1. Divergent
2. Convergent
3. Subductie
4. Transform

Welke beweging zie je op de afbeelding?

1. Transform
2. Convergent
3. Divergent
4. Subductie

Bergen ontstaan bij de volgende plaatbeweging

1. Convergent
2. Divergent
3. Transform

Wat voor plaatbeweging vind je bij een mid-oceanischerug?

1. Transform
2. Divergent
3. Convergent
4. horizontaal

Bij welke plaatbeweging ontstaan geen vulkanen?

1. Subductie
2. Transversaal
3. Divergentie

Bij welke plaatbeweging ontstaan vulkanen en bergen?

1. convergent
2. flipping
3. transform
4. divergent

Een aardbeving van schaal 7 op de schaal van Richter is .... keer sterker dan een aardbeving van schaal 5.

1. 2x
2. 10x
3. 100x
4. 20x

een oude ingestorte vulkaan

1. caldera
2. black smoker
3. tipi vulkaan
4. lapilli krater

welke vulkaan bij subductie?

1. schild
2. strato
3. hotspot
4. caldera

Hawaii ligt ...

1. een subductiezone
2. op een hotspot
3. bij een divergente breuk
4. op een transforme breuk

Nu maken, straks nabespreken

2.2: opdracht 4 en 5

2.3: 3 en 6