Markt en overheid hoofdstuk 1

Markt en overheid hoofdstuk 1
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo lwoo, havoLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Markt en overheid hoofdstuk 1

Slide 1 - Tekstslide

Maken weektaak in stilte
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Homogeen goed
Goederen en diensten waarvan alle exemplaren identiek zijn in de ogen van de consument 

Slide 3 - Tekstslide

De consument baseert keuze producent van homogeen goed op basis van
A
Kwaliteit van het product
B
Hoeveelheid
C
Prijs van het product

Slide 4 - Quizvraag

Marktvorm: Volkomen concurrentie
Veel aanbieders
Homogeen goed

Slide 5 - Tekstslide

Marktvorm: Volkomen concurrentie
Veel aanbieders
Homogeen goed
Transparante markt
Vrije toetreding
Producent geen invloed op de prijs

Slide 6 - Tekstslide

Marktevenwicht
Wat is de evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid in de uitgangsituatie

Slide 7 - Tekstslide

Marktevenwicht
Evenwichtsprijs € 15
Evenwichtshoeveelheid 20 miljoen opladers

Slide 8 - Tekstslide

Nieuw marktevenwicht
Evenwichtsprijs € 13,50
Evenwichtshoeveelheid 21,5 miljoen opladers

Slide 9 - Tekstslide

Evenwichtsprijs uitrekenen
Qa = P - 5                                                                     P = prijs in euro's
Qv = - P + 10                                                                Q = aantal producten                                                                                                    in miljoenen

Slide 10 - Tekstslide

Evenwichtsprijs uitrekenen
                 Qa = Qv                         
      P - 5 = - P + 10       
+ 5           + 5
P = - P + 15
+ P            + P
2 P = 15
P = 15/2 = 7,5 
                                                         
                                                              

Slide 11 - Tekstslide

Evenwichtshoeveelheid uitrekenen
                 P = 7,5 --> Q a = P - 5
P = 7,5 --> Q a =  7,5 - 5 = 2,5

P = 7,5 --> Q v = - P + 10
P = 7,5 --> Q v = - 7,5 10 = 2,5
                                                         
                                                              

Slide 12 - Tekstslide

Maken
1.5 en 1.6
timer
10:00

Slide 13 - Tekstslide

Wat is ook alweer het consumentensurplus

Slide 14 - Open vraag

Consumentensurplus
Het verschil tussen de betalingsbereidheid en de prijs van een product

Klaas heeft € 50 over voor een kaartje voor het festival Oerrock
Klaske heeft € 40 over hiervoor
De prijs is € 30
Klaas heeft € 20 consumentensurplus en Klaske € 10

Slide 15 - Tekstslide

consumenten en producentensurplus

Slide 16 - Tekstslide

Het consumenten- en producentensurplus
  

Het consumentensuplus:

Het producentensurplus:

Slide 17 - Tekstslide

Bereken het consumenten- en producentensurplus
Het consumentensurplus:
.......................................
.......................................
Het producentensurplus:
.......................................
......................................

Slide 18 - Tekstslide

Bereken het consumenten- en producentensurplus
Het consumentensurplus:
(€ 22 - € 10) X 2.000 X 0,5 =
€ 12.000
Het producentensurplus:
(€ 10 - € 3) X 2.000 X 0,5 =
€ 7.000

Slide 19 - Tekstslide

Verandering surplus door verschuiving van lijnen

Slide 20 - Tekstslide

Uit een examen
Geef een verklaring voor de verschuiving van de vraaglijn naar rechts

Slide 21 - Tekstslide

Uit een examen
Het aantal mensen met een laptop is toegenomen

Slide 22 - Tekstslide

Uit een examen
Geef met letters de toename aan van het consumentensurplus

Slide 23 - Tekstslide

Uit een examen
JLMI

Slide 24 - Tekstslide

Maken 1.9 t/m 1.11
timer
10:00

Slide 25 - Tekstslide

Omzet, kosten en winst
Omzet = hoeveelheid X prijs
                      Variabele kosten
                  Constante kosten -
                                             Winst

Slide 26 - Tekstslide

Gemiddelden
Totale kosten/ hoeveelheid = gemiddelde totale kosten (GTK)
Totale variabele kosten/ hoeveelheid = gemiddelde variabele kosten (GVK)
Totale constante kosten/ hoeveelheid = gemiddelde constante kosten (GCK)
Voorbeeld: Constante kosten € 10.000. Gemiddelde variabele kosten € 5 Hoeveelheid: 1.000 


Totale variabele kosten
Totale constante kosten
Totale kosten
1.000 X € 5 = € 5.000
€ 10.000
€ 15.000
Gemiddeldevariabele kosten
Gemiddeldeconstante kosten
Gemiddelde
Totale kosten
€ 5.000/ 1.000= € 5  
€ 10.000/ 1.000 = € 10
€ 15.000/ 1.000 = € 15
€ 5 + € 10 = € 15

Slide 27 - Tekstslide

Maken weektaak 
timer
10:00

Slide 28 - Tekstslide

Degressief, proportioneel en progressief variabele kosten

Slide 29 - Tekstslide

Verschillende soorten variabele kosten
  • Variabele kosten kunnen:
  • Proportioneel = variabele kosten per product blijven gelijk 
  • Degressief = variabele kosten per product dalen 
  • Progressief = variabele kosten per product stijgen

Slide 30 - Tekstslide