VVE; Executieve functies

VVE
Executieve functies 
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
Pedagogisch werkMBOStudiejaar 3,4

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

VVE
Executieve functies 

Slide 1 - Tekstslide

Wat zijn executieve functies?
Om in het dagelijks leven doelgericht te kunnen functioneren, moeten we ons gedrag kunnen sturen. Deze vaardigheid (zelfsturing) is afhankelijk van denkprocessen, namelijk van executieve functies (EF). 
EF zijn een set van cognitieve functies die belangrijk zijn voor doelgerichte sociaal gedrag en presteren op school. 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

De begrippen zelfsturing, zelfregulatie, zelfcontrole en executieve functies worden vaak door elkaar gebruikt, aangezien ze telkens op min of meer dezelfde processen duiden: 

Zelfsturing is de mogelijkheid om je emoties, gedachten en gedrag te managen, te monitoren, onder controle te houden .....
om tot sociaal en doelgericht gedrag te komen in het dagelijks leven (Smidts & Huizinga, 2013). 

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Wat zijn EF niet? 
Het gaat niet om discipline, structurering en het bijbrengen van gehoorzaamheid door volwassenen. Het gaat daarentegen wel over aansturing door het kind zelf en inzicht in het eigen handelen, zodat het kind 'eigenaar' wordt van zijn eigen gedrag en richting geeft aan zijn eigen handelen. 

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeelden goed werkende EF 

Slide 7 - Tekstslide

De cognitieve EF die we tot nu toe besproken hebben worden vaak de koude executieve functies genoemd. 
Maar het affectief-motivationele aspect van EF, de zogenaamde warme EF, kunnen we niet negeren. Het gaat hier om de hogere controleprocessen die worden aangewend in motivationeel en emotioneel geladen situaties: emotieregulatie. 

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Op welke leeftijd komen executieve functies tot ontwikkeling?

Slide 10 - Tekstslide

Hoe is het met jouw EF gesteld?
- Ga op zoek naar informatie over EF.
- Maak de test.
- Bereken je score. 
- Welke inzichten geeft deze test?

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Welke EF herken je?
De kleuters zitten in een kring om koekjes te eten. Bram gaat met de koekjesdoos langs bij de kinderen. Je hebt afgesproken met de kleuters dat ze een koekje mogen nemen, maar het nog niet mogen opeten. Dat mag pas als de liedjes gezongen zijn. Lize neemt een koekje en draait het om in haar hand. Ze ruikt er voorzichtig aan. Mieke likt met het puntje van haar tong langs de bovenkant van het koekje. Dan trekt ze haar tong snel weg en doet ze haard hand met het koekje naar beneden. Mirthe eet er een klein hapje van. ‘Ze eet al!’, roept Bram.

Slide 13 - Tekstslide

Welke EF herken je?
De kleuters zitten in de kring en luisteren naar elkaar terwijl ze vertellen wat ze in het weekend hebben gedaan. Lize vertelt dat ze gelogeerd heeft bij oma. Bram luistert aandachtig naar wat Lize te vertellen heeft. Hij wil zelf ook iets vertellen, maar moet nog even wachten tot hij aan de beurt is. Wanneer hij aan de beurt is, weet hij niet meer wat hij wou zeggen. 

Slide 14 - Tekstslide

Welke EF herken je?
Kobe is aan het spelen in de bouwhoek. Je laat het belletje rinkelen. Dat is het signaal om op te ruimen. Kobe blijft verder spelen in de bouwhoek. Wanneer je het opruimliedje zingt en hem persoonlijk aanspoort om op te ruimen, raakt hij helemaal van streek. Hij wordt boos en blijft halsstarrig op de mat in de bouwhoek zitten.

Slide 15 - Tekstslide

Welke EF herken je?
Sofie speelt een gezelschapsspel met drie andere kleuters. Tijdens het spelletje moet je telkens tussenkomen omdat Sofie haar beurt niet afwacht. In de kring heeft Sofie het moeilijk om niet telkens voor haar beurt te praten. Wanneer ze een opdracht krijgt, begint Sofie onbezonnen aan de taak.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide