5 Weerelementen

De 5 weerelementen
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

De 5 weerelementen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
Aan het einde van de les kan je:

  • de 5 weerelementen herkennen en beschrijven

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meteorologen
Het KNMI = Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut in De Bilt, maken weersverwachtingen.

 - meetstations
 - weerballonnen
 - computers
 - satellieten

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Het weer, altijd anders
Het weer is de toestand van de dampkring, op een moment, op een plaats.
 
In een weerbericht komen alle weerelementen aan de orde:
 - temperatuur
 - neerslag
 - wind
 - bewolkingsgraad 
 - luchtdruk

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het weerelement: temperatuur 
De temperatuur wordt gemeten:
  • met een thermometer
  • 1,5 meter boven de grond
  • in graden Celsius (C)
  • op kaarten heten het                                                                                           isothermen, plaatsen met                                                                                                     gelijke temperaturen

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het weerelement: neerslag 
Neerslag ontstaat als waterdamp afkoelt. Damp worden druppels  
condenseren. Neerslag kan vloeibaar, gasvormig en in vaste vorm zijn. 

Een regenmeter laat zien hoeveel mm regen er is gevallen.



Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Het weerelement: Luchtdruk
  • Luchtdruk: Het gewicht van de lucht boven je.
  • Het gewicht van alle luchtdeeltjes, vocht en afvalstoffen in Dampkring
  • Meet je met een barometer
  • Luchtdruk druk je uit in hectoPascal (hPa)

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Luchtdruk op kaart 
  • Isobaren
  •  Lagedrukgebieden: Onder de 1013 hPa
  • Hogedrukgebieden: Boven de 1013 hPa

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lage luchtdruk
  • Lucht gaat hier altijd omhoog (o.a. omdat het hier vaak warm is)
  • Veel neerslag (zie aantekening)
  • Lucht moet altijd aangevuld worden, dit komt van gebieden met een hogedrukgebied

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoge luchtdruk
  • Hier gaat de lucht weer naar beneden, lucht daalt omdat het warmer weer is. (dus weinig neerslag)
  • In de zomer erg warm, in winter heel erg koud
  • Weinig wind, hoge druk vult lage druk namelijk weer aan.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het weerelement: wind + luchtdruk 
Wind is bewegende lucht.
Het stroomt van gebieden met veel lucht hogeluchtdruk naar gebieden met weinig lucht lageluchtdruk.
Hoe groter het verschil hoe harder het waait.
Windkracht wordt aangeduid op de Schaal van Beaufort 0-12 bft.
De windsnelheid wordt uitgedrukt in m/s.
De windrichting is de richting van waaruit de wind waait, dit staat in een windroos.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Het weerelement: bewolkingsgraad 
De bewolkingsgraad geeft aan hoe
wolken de hemel bedekken.

Onbewolkt = 0% en helemaal bewolkt = 100%

Wolken houden deels uv-straling tegen. Dit is een schadelijke straling in zonlicht, waar je huid van kan verbranden. 

Zonkracht wordt in weerberichten genoemd, zodat mensen zich kunnen voorbereiden.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
Aan het einde van de les kan je:

  • de 5 weerelementen herkennen en beschrijven

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste definitie van het weer?
A
Het weer is de toestand van de atmosfeer op een kleine oppervlakte tijdens een korte periode.
B
Het weer is de toestand van de atmosfeer op een grote oppervlakte tijdens een korte periode.
C
Het weer is de toestand van de atmosfeer op een kleine oppervlakte tijdens een lange periode.
D
Het weer is de toestand van de atmosfeer op een grote oppervlakte tijdens een lange periode.

Slide 19 - Quizvraag

Het weer wordt bepaald door de weerselementen. Dit zijn kenmerken van de huidige toestand van de atmosfeer. De atmosfeer is de lucht rond de aarde. De atmosfeer is bijna 10 000 km dik, maar voor het weer is de laag het dichtst bij de aarde het belangrijkste. Dit is de troposfeer en is tussen de 8 en 16 km dik.
1040 hPa
temperatuur
windsnelheid
neerslag
windrichting
luchtdruk

Slide 20 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Windrichting
Luchtdruk
Neerslag
Temperatuur
Windsnelheid
Barometer
Pluviometer
Anemometer
Thermometer
Windvaan

Slide 21 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Punten met een gelijke luchtdruk
heten:
A
Isobaren
B
Isothermen
C
Isotopen
D
Isostaren

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wind waait altijd van een laag luchtdruk gebied naar hoog Luchtdruk gebied.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies