Klinisch redeneren (urineweginfectie)

Klinisch redeneren (urineweginfectie)
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Klinisch redeneren (urineweginfectie)

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Hoe zit je erbij vandaag?
Gemotiveerd en klaar voor de les
Matige motivatie, maar gaat me wel lukken vandaag
Geen motivatie, niet klaar voor de les

Slide 2 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

De planning van vandaag
08:30 - 09:00 Theorie SBAR
09:00 - 09:30 Opdracht 
09:30 - 10:00 Theorie 6 stappen klinisch redeneren
10:00 - 10:15 Feedback

10:15 - 10:30 Pauze 
10:30 - 11:45 Samenwerkingsopdracht 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerwerkkaart

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerwerkkaart

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Aan het eind van de les:
- Kan de student uitleggen wat klinisch redeneren inhoudt.
- Heeft de student kennis gemaakt met de 6 stappen van klinisch redeneren 
- Kan de student werken met de SBAR-methode 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij welke situaties kan de SBAR-methode gebruikt worden?
A
Bij een overdracht
B
Tijdens een multidisciplinair overleg
C
Bij een artsenvisite
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De verpleegkundige vertelt de arts dat ze denkt dat de client een urineweginfectie heeft. Dit past bij de fase:
A
Situation
B
Background
C
Assesment
D
Recommendation

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De verpleegkundige geeft aan dat de client bekend is met dementie. Dit past bij de fase:
A
Situation
B
Background
C
Assesment
D
Recommendation

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De verpleegkundige vraagt aan de arts of zij alvast urine moet opvangen. Dit past bij de fase:
A
Situation
B
Background
C
Assesment
D
Recommendation

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is SBAR?
  • Situation (situatie): Je verteld kort het probleem, de situatie. 
  • Background (achtergrond): Eventuele medicatie, allergieën en voorgeschiedenis van de client. 
  • Assessment (beoordeling): Wat is jouw beoordeling van de situatie? Wat denk je zelf wat er aan de hand is?
  • Recommendation (aanbeveling): Wat is jouw aanbeveling? Wat wil je dat er gebeurt?
  • Repeat (herhaal): Je herhaalt de informatie van de arts om fouten te voorkomen. 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

S= Situation (situatie)
Hoe is de situatie waarover je belt?

Wat is jouw relatie tot de client?
Vertel kort iets over het probleem. 

Bijvoorbeeld: Ik ben Janine Terpstra, verpleegkundige van mevr. Jansen binnen zorgcentrum Nij Bethanië. Ik maak me zorgen om mevr. Jansen ze heeft pijn bij het plassen, klachten van aandrang en kleine beetjes plassen. 


Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

B= Background (achtergrond)
De opnamediagnose, lijst van medicatie, allergieën, laboratoriumuitslagen/recente onderzoeken en eventuele voorgeschiedenis. 

Bijvoorbeeld: Mevr. Jansen is opgenomen binnen het zorgcentrum aangezien ze niet meer zelfredzaam is. Mevr. krijgt amlodipine en metoprolol voor de hypertensie. Daarnaast krijgt mevr. ook levodopa voor de Parkinson. Mevrouw is niet bekend met allergieën.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

A= Assesment (beoordeling)
Wat is de eigen beoordeling op de situatie? Wat denk je zelf wat er aan de hand zou kunnen zijn?

Bijvoorbeeld: Haar bloeddruk is 125/80 pols van 60, ademhaling 18 en temperatuur 39,2 graden C. Bloedsuiker, niet nuchtere maag: 6,4. Zou mevrouw een urinewegingectie kunnen hebben ivm de klachten en koorts?

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

R= Reccommendation (aanbeveling)

Wat is de aanbeveling van jou? Wat wil je dat er gaat gebeuren? Wil je dat de arts komt? Moet er medicatie gewijzigd worden?

Bijvoorbeeld: Ik wil dat u (de arts) de urine gaat strippen of op kweek gaat zetten om een mogelijke urineweginfectie uit te sluiten. Mogelijk medicatie (antibiotica) voorschrijven wanneer er een urineweginfectie aanwezig is. 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

R= Repeat (herhaal)
Herhaal het antwoord van de zorgverlener (in dit geval de arts) nog eens om zo eventuele fouten te kunnen opsporen of voorkomen. 

Bijvoorbeeld: 'Dus als ik het goed begrijp moeten wij de urine van mevrouw opvangen en bij de huisartsenpraktijk langsbrengen. In de huisartsenpraktijk gaan jullie de urinestrippen en wanneer nodig op kweek zetten. Wanneer er een urineweginfectie aanwezig is wordt er voor mevrouw een antibiotica voorgeschreven. 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht

  • Casus (clientuitwerking) verwerken aan de hand van de SBAR

  • Wanneer: Op dit moment 
  • Wat: Uitwerken casus aan de hand van de SBAR-methode
  • Hoe: SBAR methode 
  • Hulp: Medestudent, docent 
  • Tijd: 20 minuten 
  • Uitkomst: Uitgewerkte casus (voor clientuitwerking)
  • Klaar: Verder werken aan clientuitwerking of overige opdrachten
timer
20:00

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is SBAR?
  • Situation (situatie): Je verteld kort het probleem, de situatie. 
  • Background (achtergrond): Eventuele medicatie, allergieën en voorgeschiedenis van de client. 
  • Assessment (beoordeling): Wat is jouw beoordeling van de situatie? Wat denk je zelf wat er aan de hand is? (problemen, achteruitgang) 
  • Recommendation (aanbeveling): Wat is jouw aanbeveling? Wat wil je dat er gebeurt? (acties, voorkomen

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Klinisch redeneren 
'Klinisch redeneren is de vaardigheid om eigen observaties en interpretaties (verklaringen) te koppelen aan medische kennis.'

Denk bij deze medische kennis aan anatomie, fysiologie, pathologie en farmacologie. 

Onderbouwen welke interventies jullie moeten inzetten bij een ziekte of verpleegprobleem. 

Slide 19 - Tekstslide

Interventie:
Een interventie in de zorg betekent dat er voldaan moet worden aan de zorgvraag van de zorgvrager. Dit op basis van het oordeel van een verpleegkundige of een arts.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stap 1:
Oriëntatie op de situatie:
  • Informatie verzamelen 
  • Risicosignaleren
  • Informeren andere zorgvragers

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is risicosignalering?
Cliënten lopen allerlei risico’s. Denk aan vallen, doorliggen of depressie. Als er niets aan gedaan wordt, kan dat tot problemen leiden. Hoe eerder je erbij bent, hoe beter. Daarom is het belangrijk om risico’s in een zo vroeg mogelijk stadium te signaleren. Dat doe je door voortdurend je zorgvrager te observeren, door met kennis van zaken de situatie te bekijken en door de juiste vragen te stellen aan je zorgvrager. De zorgvrager en zijn familie of mantelzorger worden er nauw bij betrokken.


Zijn jullie op stage bezig met risicosignalering?

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Risicosignaleren 
Download op je mobiel de volgende app:
Risicoscan

Zorgvrager gebruiken vanuit clientuitwerking

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stap 2:
Mogelijke problemen in kaart brengen:
  • Ordenen gegevens
  • Hypothesen stellen 
  • Verbanden leggen 

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gebieden 
  • Ondervoeding > Ziekte, geen inzicht
  • Medicatiefouten > Dementie?
  • Depressie > Ziekte?
  • Huidletsel 
  • Incontinentie
  • Vallen 
  • Mondproblemen

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stap 3:
Aanvullende observaties en onderzoeken:
  • Observeren 
  • Observatielijsten 
  • Aanvullende onderzoeken 

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Stap 4:
Verpleegkundig beleid vaststellen:
  • Redeneer hulpmiddelen inzetten (PES, SMART)
  • Verpleegdoelen formuleren om tot een verpleegkundig beleid te komen

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Redeneer hulpmiddelen 
PES:
- Probleem
- Oorzaak
- Symptomen

SMART:
- Specifiek
- Meetbaar
- Acceptabel
- Realistisch 
- Tijdgebonden

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

PES
P: Probleem
Hier gaat het om de aard van de klacht of aandoening die de zorgvrager ervaart, zoals pijn, vermoeidheid, hoofdpijn, enz.

E: Ethiologie
Dit betreft de oorzaak van het probleem. Dit kan variëren van een aangeboren aandoening tot een verwonding of ziekte.

S: Symptomen
Hier gaat het om de specifieke tekenen en symptomen die in verband staan met het probleem, zoals roodheid, koorts, verlies van eetlust, enz.

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

SMART
Specifiek:
De vraag is: wat wil je precies bereiken? Maar je kunt het nog meer specifiek maken door te benoemen wie je nodig hebt om jouw doelen te realiseren, wat je nodig hebt om jouw doelen te behalen of wat je gaat doen om deze te realiseren. 
  • Een voorbeeld van een te algemeen doel is: ‘ik wil gezonder leven’. Een voorbeeld van een specifiek doel is: ‘ik wil 15 kilo afvallen’ of ‘ik stop met roken’.  

Meetbaar:
Meetbaar houdt in dat het resultaat (benoemd onder specifiek) ook zichtbaar moet kunnen zijn. Daarom wordt het vaak in percentages en getallen uitgedrukt.
  •  Voorbeeld: De doelstelling was om binnen 30 weken 15 kilo af te vallen.

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

SMART
Acceptabel of aanvaardbaar: 
Vertaal dit naar de werkvloer. 
  • Stemmen de medewerkers in met de gestelde doelen?
  • Vindt het team de doelen aanvaardbaar? Sluiten de doelen aan bij de draagkracht en draaglast van de teamleden?

Realistisch:
Zijn de doelen haalbaar binnen de gestelde tijd.
  • Daag je jezelf voldoende uit of ben je te veeleisend?
  • Is het doel voor jou haalbaar en geldt dat ook voor anderen?
  • Staan de inspanningen die je moet verrichten in verhouding tot andere werkzaamheden of doelen die je ook gesteld hebt?

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

SMART
Tijdgebonden:
Doelen moeten binnen een bepaalde tijd opgesteld zijn.
  • Wanneer je welke doelen wilt behalen
  • Wanneer je gaat evalueren
  • Wanneer je gaat rapporteren


Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld SMART
Niet: Mevrouw is niet meer verward.
Maar... Mevrouw kan binnen 1 week aangeven waar ze is en hoe laat het is. 

Niet: Mevrouw krijgt dagelijks voldoende voeding.
Maar... Mevrouw heeft dagelijks een inname van 1500 kcal en behoudt minimaal haar huidge gewicht van 49 kg. 

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Casus PES + SMART
Een 24-jarige dame bezoekt de huisarts vanwege pijn bij het plassen en een vaker dan normale aandrang bij te plassen. De zorgvrager heeft koorts, namelijk 39,4 C. Er is  geen sprake van vaginale irritatie. Bij het urinestrippen, geeft de test een positieve uitslag voor een urineweginfectie. De huisarts schrijft een recept Amoxicilline  5 dagen lang 2xdaags 500 mg.

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stap 5:
Verloop monitoren:
  • Uitvoeren verpleegkundig beleid (aanpak)
  • Rapporteren 
  • Evalueren

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is rapporteren?

Slide 37 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Rapporteren 
Waarom rapporteren we eigenlijk?
  • Om informatie vast te leggen en over te brengen aan collega's.
  • Om op tijd problemen te kunnen signaleren. 
  • Om een overzicht vast te leggen. Zo kun je bijvoorbeeld teruglezen hoe de gezondheid van een client is verlopen in een bepaalde periode. 

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht
Verwerk de PES en SMART in een rapportage. 

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stap 6:
Reflectie:
  • Kijk je terug op de situatie, je beslissingen hierin en het verloop
  • En denk je na over wat je hiervan geleerd hebt

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reflectie STARR
Situatie: Wat was de situatie en hoe waren de omstandigheden? 
Taak: Wat was uw taak en welke rol speelde u? 
Actie: Hoe heeft u het aangepakt en wat heeft u gedaan? 
Resultaat: Wat was het resultaat en hoe werd daarop gereageerd? 
Reflectie: Was u tevreden en zou u het nu anders doen?


Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reflectie STARR
Situatie
  • Wat was de situatie?
  • Wanneer speelde de situatie zich af?
  • Wat speelde er?
  • Wie waren erbij betrokken?

Taak
  • Wat was je taak?
  • Wat was je rol?
  • Wat wilde je bereiken?
  • Wat werd er van je verwacht/Wat verwachtte je van jezelf in deze situatie?

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reflectie STARR
Actie
  • Hoe heb je het aangepakt en waarom?
  • Hoe pakte je het aan?
  • Waarom heb je het zo aangepakt?

Resultaat
  • Heeft het gewerkt en waarom?

  • Waarom wel/waarom niet?

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reflectie STARR
Reflectie
  • Wat heb je ervan geleerd?
  • Hoe vond je dat je het hebt gedaan?
  • Was je tevreden met de resultaten?
  • Wat is de essentie van wat je geleerd hebt?
  • Wat zou je de volgende keer eventueel anders of beter doen?
  • Kun je wat je hebt geleerd ook toepassen in andere situaties?

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerwerkkaart koppelen aan focusformulier

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Feedback

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies