Ploegen en GPS 333 en 322

Ploegen en GPS 333 en 322
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
TechniekMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Ploegen en GPS 333 en 322

Slide 1 - Tekstslide

Waarmee verstel je bij het ploegen de ploegdiepte?
A
Hefinrichting
B
topstang
C
steunwiel
D
treklijn

Slide 2 - Quizvraag

Wat is bij een ploeg de functie van het kouter?
A
grond keren
B
grond verkruimelen
C
grond verticaal lossnijden
D
zorgt voor een stabiele loop

Slide 3 - Quizvraag

Waarmee stel je een ploeg vlak?
(in de lengte gezien)
A
hefinrichting
B
aanslagen
C
stabilisatie
D
topstang

Slide 4 - Quizvraag

Wat is bij een ploeg de
"ondergreep"?
A
afstand schaarpunt onder zoolijzer
B
ploegdiepte
C
diepte van de voor
D
afstand punt tot ploegbalk

Slide 5 - Quizvraag

Waardoor kan bij een ploeg de ondergreep veranderen?
A
bandenslijtage
B
andere grondsoort
C
breder gaan ploegen
D
slijtage

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het gevolg als bij een ploeg de kouters in de breedte ongelijk zijn afgesteld?
A
hefinrichting moet steeds corrigeren
B
ongelijk ploegwerk
C
ploeg wil niet de grond in
D
extra slijtage aan de ploegdelen

Slide 7 - Quizvraag

Waarmee stel je een ploeg vlak?
(in de breedte gezien)
A
aanslagen
B
hefinrichting
C
stabilisatie
D
topstang

Slide 8 - Quizvraag

Wat is bij ploegen
"gewichtsoverdracht"?
A
kracht die de hef uitoefent op de ploeg
B
voldoende frontgewichten
C
krachten van de trekker overdragen op de ploeg
D
krachten van de ploeg overdragen op de trekker

Slide 9 - Quizvraag

Wat is bij ploegen de
"treklijn"?
A
denkbeeldig snijpunt van de trekstangen
B
denkbeeldig snijpunt trekstang en topstang
C
lijn van begin tot einde van de voor
D
denkbeeldige lijn tussen trekpunt en weerstandspunt

Slide 10 - Quizvraag

Waarmee verstel je bij het ploegen de werkbreedte?
A
topstang
B
hoek ploegbalk en elementen aanpassen
C
hefinrichting
D
eerste schaar

Slide 11 - Quizvraag

Een andere naam voor een
voorschaar is
A
rister
B
mestinlegger
C
afstrijker
D
kouter

Slide 12 - Quizvraag

Waar ligt bij een 5-schaar ploeg het weerstandspunt?
A
op de 3e schaar
B
op de 1e schaar
C
op de 5e schaar
D
op de ploegbok

Slide 13 - Quizvraag

Welke onderdelen van een ploeg bepalen of de ploeg goed "loopt"?
A
rister en zoolijzer
B
schaar en rister
C
schaar en zoolijzer
D
schaar en kouter

Slide 14 - Quizvraag

De maat tussen de banden van de vooras is
A
5 tot 10 cm smaller dan achter
B
precies gelijk aan achter
C
5 tot 10 cm breder dan achter
D
afhankelijk van de bandenmaat

Slide 15 - Quizvraag

Waarvan is de keuze van het rister afhankelijk?
A
aantal ploegelementen
B
vermogen trekker
C
merk ploeg
D
grondsoort

Slide 16 - Quizvraag

Waarom staat de hefinrichting bij het ploegen (bijna) nooit ingesteld op 100% trekkrachtregeling?
A
kost meer vermogen
B
geeft extra slijtage
C
gaat de ploeg te diep lopen
D
gaat de ploeg te ondiep lopen

Slide 17 - Quizvraag

Een groot voordeel van het gebruik van GNSS-systemen is
A
voertuig mag autonoom rijden
B
bestuurder kan bellen tijdens het werk
C
werk is niet afhankelijk van daglicht
D
voor iedereen beschikbaar

Slide 18 - Quizvraag

De afstand van de satellieten naar de aarde is ongeveer
A
200000 km
B
20000 km
C
2000 km
D
200 km

Slide 19 - Quizvraag

Hoe wordt de lijn genoemd die (meestal) als eerste lijn wordt uitgezet op een perceel
A
A-B lijn
B
A-Z lijn
C
GPS lijn
D
GIS lijn

Slide 20 - Quizvraag

Waarom wordt bij stuurgeleiding met RTK een elektronisch waterpas gebruikt?
A
voertuig moet altijd vlak staan
B
om de afwijking van de ontvanger te berekenen
C
om het signaal van de satelliet te ontvangen
D
om het correctiesignaal te ontvangen

Slide 21 - Quizvraag