A2 Zelfstandig naamwoord, lidwoord en bijvoeglijk naamwoord

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

www.cambiumned.nl
- stap 1: klik op 'oefenen'
- stap 2: klik op 'grammatica'
- stap 3: klik op 'woordsoorten' 
- stap 4: oefening zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord en lidwoorden

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

 lidwoord, zelfstandig naamwoord ,
bijvoeglijk naamwoord 
 lidwoord, zelfstandig naamwoord ,
bijvoeglijk naamwoord 

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Oefening 1: Hans Klok heeft meer dan 10 shows op dit moment.

Slide 12 - Open vraag

Oefening 1: Parkeren aan een gracht in Amsterdam is niet zonder gevaren.

Slide 13 - Open vraag

Oefening 1: Het afscheidsfeest zal tot twaalf uur duren.

Slide 14 - Open vraag

Woordsoorten (= taalkundig ontleden)
Zelfstandig naamwoorden

Bijvoeglijk naamwoord,

 Lidwoorden

Slide 15 - Tekstslide

Ik wil geen kleine maar een grote 
De grootte van het vakantiehuisje viel een beetje tegen. 
Bijvoeglijk naamwoord
Zelfstandig naamwoord
Sleep de juiste vakjes bij elkaar:

Slide 16 - Sleepvraag

Slide 17 - Tekstslide

Noem 3 werkwoorden!

Slide 18 - Open vraag

Slide 19 - Tekstslide

Er zijn drie lidwoorden.
A
ja
B
nee

Slide 20 - Quizvraag

Vul het juiste lidwoord in.

Peter loopt naar (...) derde etage.

Slide 21 - Open vraag

Vul het juiste lidwoord in.

Ik heb (...) nieuwe pen.

Slide 22 - Open vraag

4. Lidwoorden
Lidwoorden horen bij het zelfstandig naamwoord.
Lidwoorden staan voor het zelfstandig naamwoord, maar er kunnen wel woorden tussen staan zoals het (stoffelijk) bijvoeglijk naamwoord.


Het kinderdagverblijf.
De leuke groep.
Een goede stageplek.

Slide 23 - Tekstslide

1. Zelfstandig naamwoord
1) Je kunt er vaak de, het of een voorzetten
2) Je kunt ze meestal in het meervoud zetten
3) Je kunt er vaak een verkleinwoord van maken

fiets - de fiets - fietsen - fietsje
boek - het boek - boeken - boekje

Namen van mensen, plaatsen en landen zijn ook zelfstandig naamwoorden

Slide 24 - Tekstslide

DRIE VRAGEN
3 vragen over het zelfstandig naamwoord

Slide 25 - Tekstslide

Wat is het zelfstang naamwoord in de zin?
Ik heb een tas.
A
Ik
B
heb
C
een
D
tas

Slide 26 - Quizvraag

Wat is het zelfstang naamwoord in de zin?
Ga jij naar Amsterdam?
A
Ga
B
jij
C
naar
D
Amsterdam

Slide 27 - Quizvraag

Wat is het zelfstang naamwoord in de zin?
Het gedicht is prachtig
A
Het
B
gedicht
C
is
D
prachtig

Slide 28 - Quizvraag


Bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.

Je weet door een bijvoeglijk naamwoord meer over het zelfstandig naamwoord.


Slide 29 - Tekstslide

het bijvoeglijk naamwoord

Slide 30 - Tekstslide

Wat is het bijvoeglijke naamwoord in de zin?
Het korte gedicht is prachtig
A
Het
B
gedicht
C
korte
D
prachtig

Slide 31 - Quizvraag

Rondvraag
Zijn er over dit onderdeel nog vragen?

Slide 32 - Tekstslide