Paragraaf 3.3 - Op weg naar kiesrecht voor iedereen

Wie hebben er kiesrecht in 1848?
A
Mannen mogen stemmen
B
Rijke mannen en vrouwen mogen stemmen
C
Als een man genoeg belasting betaald mag hij stemmen
D
Niemand mag stemmen
1 / 25
volgende
Slide 1: Quizvraag
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Wie hebben er kiesrecht in 1848?
A
Mannen mogen stemmen
B
Rijke mannen en vrouwen mogen stemmen
C
Als een man genoeg belasting betaald mag hij stemmen
D
Niemand mag stemmen

Slide 1 - Quizvraag

"De koning heeft alle macht"
Welk begrip hoort hierbij?
A
abolutionisme
B
nationalisme
C
feminisme
D
absolutisme

Slide 2 - Quizvraag

Onschendbaarheid betekent:
A
Ministers kunnen niet vervolgd worden
B
Koning is niet verantwoordelijk voor politiek
C
Koning mag niets zeggen
D
Ministers zijn verantwoordelijk voor de koning

Slide 3 - Quizvraag

Wie beslist?

Paragraaf 3.3 Op weg naar kiesrecht voor iedereen
Tekstboek bladzijdes 57 t/m 58

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Vraag van de paragraaf 
Hoe kregen arbeiders en vrouwen invloed in de politiek?

Slide 6 - Tekstslide

Terugblik
  • Nederland werd in 1813 een monarchie.
  • Koning: Willem I
  • 1840: Veel opstanden in Europa
  • 1848: Er kwam een nieuwe grondwet

Slide 7 - Tekstslide

Terugblik
  • Nederland werd in 1813 een monarchie.
  • Koning: Willem I
  • 1840: Veel opstanden in Europa
  • 1848: Er kwam een nieuwe grondwet
Voor 1848
  • De koning mocht de leden van de eerste kamer aanstellen
  • De koning mocht zelf ministers aanstellen en ontslaan
  • De koning had veel macht
Na 1848
  • De leden van de eerste- en tweede kamer werden gekozen door rijke heren!
  • Het parlement mocht ministers ontslaan
  • De koning had weinig macht

Slide 8 - Tekstslide

Politieke stromingen
  • Liberalen
  • Confessionelen (Protestanten & Katholieken)
  • Socialisten (Sociaal Democraten & Communisten).

Slide 9 - Tekstslide

Liberalen
  • Rijke burgers, eerste politici
  • Thorbecke 
  • Overheid moet zich zo min mogelijk met het land bemoeien, alleen zorgen voor veiligheid. Zeker niet met de economie.
  • Nachtwakerstaat. 

Slide 10 - Tekstslide

Confessionelen
  • Twee stromingen: Katholieken en protestanten.
  • Beleid moet zijn volgens christelijke leer.
  • Beiden willen dat overheid ook bijzondere scholen (christelijke scholen) betaald.
  • Beiden zijn tegen socialisten en revolutie.

Slide 11 - Tekstslide

Confessionelen

ARP (Protestants) Kuyper
Rooms -Katholieken
RKSP Schaepman

Slide 12 - Tekstslide

Protestanten
  • Eerste politieke partij van Nederland: ARP (1879).
  • Abraham Kuyper, 
  • Stemmers: "Kleine Luyden": arbeiders die hard werkten: winkeliers, schoolmeesters, boeren.
  • Kuyper wil dat zijn achterban mag stemmen.  

Slide 13 - Tekstslide

Katholieken
  • RKSP & KVP
  • Herman Schaepman
  • Achtergestelde groep (alleen veel katholieken in het Zuiden). Willen zelfde rechten als protestanten.

Slide 14 - Tekstslide

Socialisten

  • Opkomen voor fabrieksarbeiders.
  • Gelijkheid
  • Door middel van parlement verbeteringen voor arbeiders. 
  • Sociale wetten en kiesrecht.

Slide 15 - Tekstslide

Socialisme (Sociaal-Democraten) 
Troelstra
Communisme 
Marx. 
Socialisme

Slide 16 - Tekstslide

Sociaal-Democraten
  • SDAP
  • Pieter Jelles Troelstra
  • Opkomen voor fabrieksarbeiders.
  • Gelijkheid
  • Door middel van parlement verbeteringen voor arbeiders. 
  • Sociale wetten en kiesrecht.

Slide 17 - Tekstslide

Communisme
Door middel van een revolutie willen ze alle productiemiddelen in handen hebben van de staat. 

Slide 18 - Tekstslide

De patroon: Ik lees daar in de krant dat jullie zoveel jute-vezels in de longen krijgt. Dat moet uit zijn. Denk jullie dat de jute mij op den rug groeit?
Oefening: 

Wie van deze mensen is liberaal? Waar kun je dat aan zien?

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Feministen
  • Willen gelijke rechten hebben
  • Kiesrecht voor vrouwen
  • Meisjes moeten door kunnen leren
  • Gelijke lonen
  • Aletta Jacobs
Aletta Jacobs
Eerste vrouwelijke arts
Belangrijke Feminist

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Democratie
  • Steeds meer mensen mochten stemmen
  • 1848: Alleen rijke mannen mochten stemmen
  • Eind 19e eeuw: steeds meer arme mannen kregen stemrecht
  • Rond 1900: naast Liberalen ook enkele socialisten in de kamer --> sociale wetten in de politiek 
  • 1917: Alle mannen kiesrecht
  • 1919: Alle mannen en vrouwen kiesrecht

Slide 23 - Tekstslide

Vraag van de paragraaf 
Hoe kregen arbeiders en vrouwen invloed in de politiek?

Slide 24 - Tekstslide

Huiswerk 
Lezen paragraaf 3.3 Op weg naar kiesrecht voor iedereen 

Maken van paragraaf 3.3 in je digitale Memo vraag 3 t/m 7 

Slide 25 - Tekstslide