Organen en cellen

Wat noemen we een organisme?
A
Alles dat leeft
B
Alle dieren
C
Alle planten
D
Geen idee
1 / 25
volgende
Slide 1: Quizvraag
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Wat noemen we een organisme?
A
Alles dat leeft
B
Alle dieren
C
Alle planten
D
Geen idee

Slide 1 - Quizvraag

Ademhalen is een levenskenmerk
A
Waar
B
Niet waar

Slide 2 - Quizvraag

Hoeveel levenskenmerken zijn er?
A
6
B
7
C
8
D
9

Slide 3 - Quizvraag

Welk levenskenmerk zien we hier?
A
Ontwikkelen
B
Voeden
C
Stofwisseling
D
Voortplanting

Slide 4 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een individu?
A
Twee vogels
B
Een groep vogels
C
Een vogel
D
Mevrouw Hindori

Slide 5 - Quizvraag

Een levenscyclus eindigt met de dood van het individu
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Een organisme is dood als hij geen levenskenmerken meer vertoond
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

ijzer vertoond geen levenskenmerken, dit betekent dat ijzer dood is
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Welk van de volgende organen ligt onder het middenrif? Meerdere zijn goed
A
Hart
B
Nieren
C
Lever
D
Long

Slide 9 - Quizvraag

Welke onderdelen zitten zowel in de borstholte als buikholte
A
Aorta en slokdarm
B
Aorta en maag
C
Slokdarm en maag
D
Alleen de slokdarm

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het kleinste organisatieniveau?
A
Orgaan
B
Weefsel
C
Cel
D
Organisme

Slide 11 - Quizvraag

Welk orgaan is onderdeel C?

Slide 12 - Open vraag

Welke organen behoren tot het ademhalingsstelsel?
Longen
Bronchie
Hart
Luchtpijp
Hersenen
Slokdarm

Slide 13 - Sleepvraag

Wat is een weefsel?

Slide 14 - Open vraag

Dit is een weefsel
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Uit welke cellen bestaat dit weefsel?
A
Zenuwcellen
B
Spiercellen
C
Plantencellen
D
Levercellen

Slide 16 - Quizvraag

Waar pak je een microscoop vast als je hem optilt?
A
Tubus
B
Diafragma
C
Statief
D
Revolver

Slide 17 - Quizvraag

In welke volgorde liggen de onderdelen van een preparaat? Begin onderaan
Voorwerp dat je bekijkt
Voorwerpglas
Dekglas

Slide 18 - Sleepvraag

Als je een preparaat op de tafel wilt leggen moet je eerst de tafel helemaal omhoog doen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Als je een grotere vergroting wilt gebruiken dan moet je draaien aan de objectieven
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quizvraag

Stel je bekijkt een voorwerp van 2 mm met een vergroting van 40x. Hoe groot is zie je het voorwerp nu?

Slide 21 - Open vraag

Wat voor cel zien we hier?
A
Plantencel
B
Dierencel

Slide 22 - Quizvraag

Welk van de volgende onderdelen heeft een plantencel wel en een dierencel niet?
A
Celmembraan
B
Cytoplasma
C
Celwand
D
Celkern

Slide 23 - Quizvraag

Waar in een plant vind fotosynthese plaats?
A
Celkern
B
Bladgroenkorrels
C
Celwand
D
Cytoplasma

Slide 24 - Quizvraag

Je bekijkt een watervlo van 1 mm. Het oculair vergroot 10x en het objectief 40x. Hoe groot zie je de watervlo?
A
10 mm
B
40 mm
C
50 mm
D
400 mm

Slide 25 - Quizvraag