Les 8 Probleemgedrag binnen de GHZ

Les 8 Probleemgedrag binnen de GHZ
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Les 8 Probleemgedrag binnen de GHZ

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan het einde van de les weet je
  • Wat probleemgedrag is,
  • Welke soorten probleemgedrag er is, 
  • Hoe je probleemgedrag in kaart kan brengen.
  • Wie er allemaal bij betrokken kan zijn, 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Probleemgedrag
Probleemgedrag; ook wel onbegrepen of moeilijk verstaanbaar gedrag genoemd, 
komt regelmatig voor bij mensen met een verstandelijke beperking. 

Onder probleemgedrag verstaan we alle gedrag van de cliënt dat deze cliënt
en/of haar omgeving als moeilijk hanteerbaar ervaart. 
Probleemgedrag is vaak een probleem in relatie tot de omgeving van een cliënt.

Bij probleemgedrag wordt al snel gedacht aan fysieke of verbale agressie. Maar ook zelfverwonding, weglopen, dwalen, roepen, teruggetrokken gedrag vertonen, angst, onrust, overmatig drinken en drugsgebruik.




Slide 4 - Tekstslide

Probleemgedrag is dus niet
iets wat op zichzelf staat, maar een uiting van
lijden met een of meer onderliggende oorzaken.
Probleemgedrag
Probleemgedrag is meestal een signaal dat er iets niet goed gaat met de client.
Het is vaak een uitlaatklep voor negatieve gevoelens, over zichzelf of over gebeurtenissen. Daarom is het van belang een oorzaak te vinden.

De oorzaak is soms bij de client zelf. (niet lekker voelen, ziek, oververmoeid)
Soms veroorzaken mensen in de omgeving het gedrag, bijvoorbeeld door niet goed om te gaan met de behoeften van de client. De client kan in een te drukke omgeving zitten of te maken hebben met te veel veranderingen. 

Slide 5 - Tekstslide

Probleemgedrag is dus niet iets wat op zichzelf staat, maar een uiting van
lijden met een of meer onderliggende oorzaken.
Het is daarom belangrijk om probleemgedrag vanuit verschillende kanten te bekijken.
Vanuit de de mens met een verstandelijke beperking, zijn naaste omgeving
en vanuit de professionele zorg. 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten probleemgedrag
  • Automutilatie
  • Gedragsproblemen en agressie
  • Psychische problemen
  • Psychosen
  • Stemmingsstoornissen

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Automutilatie: 
Is het zichzelf beschadigen en pijn doen. Het leidt vaak tot zichtbare lichamelijke gevolgen.  
Te denken aan:
- Beschadigingen aan het hoofd en oren, (bokken op de muur)
- Kale plekken op het hoofd (haren trekken)
- Oogbol beschadigingen (Vingers in oogkas prikken)
- Krabben

Confronterend voor verzorgende, niet alleen door de confrontatie dat iemand zich ernstig beschadigd, maar vaak door de onmacht om de zorgvrager te begrijpen en te kunnen ingrijpen. 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gedragsproblemen en agressie
Agressie kan zich verbaal uiten, bijvoorbeeld in schelden, vloeken en schreeuwen. 
Non-verbale uitingen zijn bijvoorbeeld slaan, schoppen of spugen. 

Agressie kan gericht zijn op anderen of op de omgeving. Het komt ook voor dat de agressie zich alleen richt op voorwerpen: het kapot maken van spullen. Dit noemen we destructief gedrag. 

Voor de verzorger is agressie een handeling die ervaren wordt als vijandig, vernederen of intimiderend. Het roept vaak angst op door de heftigheid van het gedrag. 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Omgaan met agressief gedrag
Vaak wordt op agressief gedrag gereageerd met afkeuren of er tegen in gaan. Dat word de client vaak agressiever van. 

Proberen om patronen te doorbreken en gewenst gedrag op te roepen bij de ander. Je gaat op zekere hoogte mee in het gedrag. De client zal zich begrepen en gehoord voelen. 
- Je blijft beleefd 
- houd oogcontact
- Behandel met respect
- Ga niet in discussie, maar zeg dat je ziet dat de ander boos is
- Stel een grens aan het gedrag, wijs de persoon niet af 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Psychosen
Als iemand psychotisch is, lukt het de persoon niet om zichzelf in de hand te houden. Zijn gedrag staat onder invloed van vreemde belevingen die niet met de werkelijkheid te rijmen zijn. 
Ervaren vaak hevige angst, radeloosheid en waanvoorstellingen. 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stemmingsstoornissen
Verschillend in het depressieve syndroom of het manische syndroom. 
Depressieve syndroom:
Is een toestand van ernstige somberheid die gepaard gaat met angst, overdenken, gevoelens van uitzichtloosheid.  Je komt tot niets meer, kan geen besluiten nemen en niet meer relativeren. 

Manisch syndroom:
Gekenmerkt door een drukke, ontremde toestand, spreekdrang, waarbij iemand zichzelf niet meer onder controle kan houden. Soms kan manisch en depressief zich elkaar afwisselen. 
Het is vaak een reactie op een dramatische gebeurtenis of een plotseling ingrijpende verandering. 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ruineren en Stereotiep gedrag
Ruineren: Dit is het omhoogwerken en herkauwen of uitspugen van voedselresten. 

Stereotiepgedrag: Dit is het herhalen van een beweging. Vaak gaat het om doelloze bewegingen. Voorbeelden daarvan zijn: Wiegen, flapperen met de handen. Het herhaalgedrag neemt toe als een cliënt gespannen is, overprikkeld raakt door een drukke omgeving of verveeld is. 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Classificatie van functioneren
  1. Hoe ziet het gedrag eruit? Waarom is het gedrag er? Wat vindt je van het gedrag?
  2. Sinds wanneer gedraagt de cliënt zich zo? Op welke momenten en hoe vaak? En wat gebeurt er als reactie op zijn gedrag in zijn omgeving?
  3. Is het gedrag gevaarlijk voor de cliënt. Beperkt het hem in zijn ontwikkeling? Is de omgeving of de cliënt er ongelukkig bij?
  4. Heeft de cliënt misschien ergens pijn, of is hij ergens bang, boos of verdrietig over? Ofwel: denkt je dat er een lichamelijke of psychische oorzaak is voor het gedrag?
  5. Is het gedrag gevaarlijk voor mensen om de cliënt heen.
  6. Wat kan de cliënt zelf doen om zich te beschermen? Hoe zou zijn omgeving hem kunnen beschermen?

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Direct aanwijsbare oorzaken
Soms is het duidelijk waar de cliënt last van heeft. 

Bijvoorbeeld omdat een persoonlijk begeleider tijdelijk afwezig is. Omdat er een verandering is op de dagbesteding of er is een lichamelijke oorzaak voor het lijden van de cliënt, zoals een blaasontsteking. 

Het behandelen en begeleiden wordt daar dan op afgestemd

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Als de oorzaak ingewikkelder is
Als er geen duidelijk aanwijsbare oorzaak is voor het gedrag van de client, worden meer mensen bij de diagnose betrokken. 
Dit zijn specialisten zoals een arts voor verstandelijk gehandicapten, een gedragswetenschapper, een psychiater of een ergotherapeut. 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het begeleidings-/behandelplan
Aan de hand van de diagnose en het beeld wat er is van de client, wordt het begeleidings-/behandelplan gemaakt.
  • concrete doelen
  • aanvullend onderzoek
  • Beschrijving van de behandelmethode
  • Hoe het gemonitord / geëvalueerd word:
  • wat te doen bij crisissituaties
  • het tijdspad van de behandeling
  • wie verantwoordelijk is

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Door harde geluiden kan Peter ontploffen


Peter is een slimme en sociale jongen. Hij helpt graag een handje mee en is dol op alles wat met groen en tuinieren te maken heeft. Het liefst zit hij in de aarde te wroeten, je ziet hem dan genieten. Maar Peter heeft ook een probleem. Hij is overgevoelig voor geluiden. Als iemand aan het stofzuigen is, als de deurbel gaat of als er te hard gepraat of gelachen wordt op de groep, kan hij zomaar ontploffen. Door zijn autisme komen al die prikkels bij hem veel harder binnen dan bij andere mensen. En dat leidt soms tot agressie. ‘Kortsluiting in mijn hoofd’, noemt hij het zelf. Hij schopt en slaat dan om zich heen en begint te schreeuwen. Heel bedreigend voor de andere bewoners, maar ook voor de begeleiders. De reactie op zijn buien was meestal hetzelfde. We plaatsten hem in een afzonderingsruimte om af te koelen en tot rust te komen én om verdere onrust in de groep te vermijden. Maar het voelde nooit goed.


Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het is natuurlijk altijd een vervelende maatregel, maar in Peters situatie paste de maatregel ook echt niet bij zijn sociaal-emotionele niveau. Hij functioneert prima, maar dan wel in een omgeving met zo min mogelijk onverwachte, harde of aanhoudende geluiden. De begeleiders hebben nu afgesproken steeds goed te kijken wat de aanleiding is van de spanning en daar meteen op in te spelen. Bijvoorbeeld door het geluid weg te nemen - inmiddels hebben ze een andere deurbel aangeschaft - of, als dat niet kan, door even met hem naar buiten te gaan, de tuin in. En dat werkt. Afzonderen is sinds die tijd niet meer nodig geweest.


Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies