zinsontleding der gruppe

Herzlich willkommen 
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Herzlich willkommen 

Slide 1 - Tekstslide

Am Ende der Stunde:
  •  Weet je wat het verschil tussen het onderwerp en het lijdend voorwerp
  • Weet je hoe je deze in het Duits moet toepassen

Slide 2 - Tekstslide

M
V
O
MV
der
die
das
die
dieser
diese
dieses
diese

Slide 3 - Sleepvraag

Zinsontleding 

Slide 4 - Tekstslide

De der-groep en de ein-groep in de 1e en 4e naamval

Slide 5 - Tekstslide

A: 1e & 4e naamval - der-groep
                                         1e naamval                       4e naamval
mannelijk                     der Musikraum              den Musikraum
vrouwelijk                    die Bibliothek                 die Bibliothek
onzijdig                        das Klassenzimmer     das Klassenzimmer
meervoud                   die Sporthallen              die Sporthallen

->dies- (deze/dit), jed-(elk), manch- (sommig), solch- (zulk), all- (alle), welch- (welk)

Slide 6 - Tekstslide

B: 1e & 4e naamval - ein-groep
                                         1e naamval                       4e naamval
mannelijk                    ein Musikraum               einen Musikraum
vrouwelijk                   eine Bibliothek               eine Bibliothek
onzijdig                       ein Klassenzimmer       ein Klassenzimmer
meervoud                   keine Sporthallen         keine Sporthallen

-> mein- (mijn), dein-(jouw), sein-(zijn), ihr-(haar), unser-(onze), 
euer/eure (jullie), ihr-(hun), Ihr-(uw)

Slide 7 - Tekstslide

De bepaalde lidwoorden en dies-, jed-, jen-, manch-, solch- etc. horen bij de ....
A
der-Gruppe
B
ein-Gruppe

Slide 8 - Quizvraag

De onbepaalde lidwoorden en mein-, dein, sein-, unser- etc. horen bij de ....
A
der-Gruppe
B
ein-Gruppe

Slide 9 - Quizvraag

Stappenplan
1. Bepaal of het woord bij de der-groep of ein-groep hoort
2. Bepaal of het woord mannelijk, vrouwelijk, onzijdig of meervoud is
3. Bepaal de naamval (hij/hem regel of de vragen)

Slide 10 - Tekstslide

1e of 4e naamval?
Ich möchte den Schokoladenkuchen probieren.
"Schokoladenkuchen"
A
1e
B
4e

Slide 11 - Quizvraag

1e of 4e naamval?
Die Pizza schmeckt sehr gut.
"Pizza"
A
1e
B
4e

Slide 12 - Quizvraag

1e of 4e naamval?
Kaufst du den Käse auf dem Markt?
"Käse"
A
1e
B
4e

Slide 13 - Quizvraag

1e of 4e naamval?
Diesen Hamburger kannst du nicht mehr essen.
"Hamburger"
A
1e
B
4e

Slide 14 - Quizvraag

1e of 4e naamval?
Wir können dieses Steak mit Pfeffersauce bestellen.
"Steak"
A
1e
B
4e

Slide 15 - Quizvraag

1e of 4e naamval?
Welche Vorspeise findest du lecker?
"Vorspeise"
A
1e
B
4e

Slide 16 - Quizvraag

1e of 4e naamval?
David mag keinen Apfelsaft.
"David"
A
1e
B
4e

Slide 17 - Quizvraag

Vertaal bezittelijk voornaamwoord met de juiste uitgang:

- (Mijn) ...Wagen (m) is sehr schön.
- Ich liebe (mijn) .... Wagen (m) sehr.

Slide 18 - Open vraag

Vertaal bezittelijk voornaamwoord met de juiste uitgang:

- (Mijn) ...Katze (v) is sehr schön.
- Ich liebe (mijn) .... Katze (v) sehr.

Slide 19 - Open vraag

Vertaal bezittelijk voornaamwoord met de juiste uitgang:

- (Mijn) ...Kind (o) is sehr schön.
- Ich liebe (mijn) .... Kind (o) sehr.

Slide 20 - Open vraag

Geef aan wat 1e en 4e naamval is in de zin: "Ich habe das Kind nicht gesehen."
A
Ich = 1e naamval
B
das Kind = 4e naamval
C
Ich = 4e naamval
D
das Kind = 1e naamval

Slide 21 - Quizvraag

Vul der, die, das of den in.
_____ Apfel (m) ist sehr lecker.
A
Die
B
Der
C
Den
D
Das

Slide 22 - Quizvraag

Vul der, die, das of den in.
..... Käse (m) schmeckt mir heute so gut.
A
Der
B
Die
C
Den
D
Das

Slide 23 - Quizvraag

Vul der, die, das of den in.
Ich nehme ...... Hamburger. (m)
A
der
B
die
C
den
D
das

Slide 24 - Quizvraag

Vul der, die, das of den in.
Ich möchte gern ......... Fruchteis.
A
der
B
die
C
den
D
das

Slide 25 - Quizvraag

Vul in ein, eine of einen.
______ Tee (m) macht dich im Winter wieder warm.
A
Eine
B
Ein-
C
Einen

Slide 26 - Quizvraag

Vul in ein, eine of einen.
Möchtest du ___________ Apfelsaft (m) trinken?
A
eine
B
ein-
C
einen

Slide 27 - Quizvraag

Vul in ein, eine of einen.
Wir nehmen _____ Cola. (v)
A
eine
B
ein-
C
einen

Slide 28 - Quizvraag

Vertaal bezittelijk voornaamwoord met de juiste uitgang:

- (Mijn) ...Wagen (m) is sehr schön.
- Ich liebe (mijn) .... Wagen (m) sehr.

Slide 29 - Open vraag

Vertaal bezittelijk voornaamwoord met de juiste uitgang:

- (Mijn) ...Katze (v) is sehr schön.
- Ich liebe (mijn) .... Katze (v) sehr.

Slide 30 - Open vraag

Vertaal bezittelijk voornaamwoord met de juiste uitgang:

- (Mijn) ...Kind (o) is sehr schön.
- Ich liebe (mijn) .... Kind (o) sehr.

Slide 31 - Open vraag

Ik vind zinsontleding in het Duits
A
Makkelijk
B
Moeilijk
C
Ik snap er niets van
D
Moeilijk, maar als ik oefen komt het goed!

Slide 32 - Quizvraag