les 13 Duits B1a begrijpend lezen 5

• Duits
• Middelbare school
• mavo, havo, vwo
• Leerjaar 2

Datum: 18-06-2025

Lesen und verstehen 5

op tafel:

boek 1

etui

snelhechter 

Wat doen wij in deze les:

- stille start lezen en concentreren

- samen lezen en begrijpen

- stil lezen en vragen beantwoorden 

- stille ontspanning (lezen, laptop)

- herhalen & oefenen "sein"&"haben"

- luisteren naar een verhaal

Lesdoel

1. Je kunt concentreren bij lees-/zoekopdrachten.
2. Je kent de persoonsvormen van "haben" & "sein".
3. Jij kunt luisteren naar een tekst en meelezen en proberen hem te begrijpen.

STILLE START

Wij lezen de opdracht "GLEICH ODER UNGLEICH"

Neem een kleurenpotlood/stift en markeer de "fouten".

stil

Luister en lees mee op de kopie!

1. Lees TAB 1, blz. 99/100 Aufgabe 1 stil

2. Wat is het Duitse woord voor:
    "kaas" - "kersen" - "melk" - "vlees"

Luister nu naar het verhaal en lees nog eens mee.

3. Maak TAB 1, blz. 100 A1 A kruis het juiste antwoord aan.

A1 Schritt 12 "sonst noch etwas?" A1

AAN DE SLAG 1

Maak de 3 opdrachten op de kopie!

(hulp op blz. 127 A1 & A2)

Wij vergelijken de antwoorden.

Wir vergleichen die Antworten.

Haben und sein - eerst bespreken!

Korte ontspanning

Je blijft op je plaats zitten.

Je mag op je laptop.  

Het geluid staat uit.

Je praat alleen met je buurman/vrouw heel zachtjes.

Luister naar de tekst en lees mee! 

Welke woorden komen jou bekend voor?

Enten haben keine Ohren

Luister naar het

Lied en lees 

de tekst mee.

AAN DE SLAG 2 

Kopie 1 "Für findige Köpfe" (voor slimmeriken)

Kopie 2 "kopieren" (potlood nodig)

Grammatica oefening 1 (hebben of zijn?)

• Ich .... zwei Schwestern. 
• habe
• Wie alt.... Sie?
  
• sind
• Er ... das Geld gefunden.
• hat
• ......  ihr  morgen auch im Zoo?
• Seid

Terugblik - hebben wij dit bereikt?

Je kunt concentreren bij lees-/zoekopdrachten.

Je kent de persoonsvormen van "haben" & "sein".

Jij kunt luisteren naar een tekst en meelezen en proberen hem te begrijpen.

HERHALING (Wiederholung) werkwoord "sein" & "haben"

• bin
• bist
• ist
• sind
• seid
• sind

• habe
• hast
• hat
• hat
• hat

• haben
  
• habt
  
• haben
• haben

Uitleg: ezelsbruggetje = IDEWIS

persoonlijke voornaamwoorden:

• ich
• du
• er/sie/es
• wir
• ihr
• sie/SIE

ik

jij/u

hij/zij/het

wij

jullie

zij

• I
• D
• E
• W
• I
• S