1. De 21ste-eeuwer uit 's-Hertogenbosch mag nu zelfs in het ziekenhuis knuffelen met zijn huisdier, daar zijn de Bosschenaren erg blij mee!
Slide 3 - Tekstslide
Communiceren doe je samen 2
2. In het Teddy Bear Hospital in Leiden knappen kinderen hun knuffel op, bijvoorbeeld bij radiologie, chirurgie of in de apotheek.
Slide 4 - Tekstslide
Communiceren doe je samen 2
3. In het Leidse ziekenhuis trekt het kunstwerk Homunculus Loxodontus veel aandacht: een fantasiewezen dat de emotie van de wachtkamer weergeeft.
Slide 5 - Tekstslide
Huiswerk bespreken (Tekst 3) opdracht 4 en 5.
4 Let op: de vraag is 3 punten waard, dus?
Dus geef je drie antwoorden:
De methode benadeelt meisjes (1 p), de kinderen werden elke maand getest en regelmatig testen heeft een positief effect op leerresultaten (1 p), er is geen onafhankelijk onderzoek naar de Holein-the-Wall-projecten. (1 p) N.B. Indien het antwoord uit meer dan 45 woorden bestaat, worden alleen de woorden van het antwoord tot toegestane maximum in de beoordeling meegenomen.
5 Met dit voorbeeld wordt aangetoond hoe een expert op basis van patronen effectieve beslissingen kan nemen. (1 p)
Slide 6 - Tekstslide
Communiceren doe je samen 2
Drogredenen... wat zijn dat?
Een discussiefout / verkeerd argument
Welke drogredenen zijn er?
De persoonlijke aanval; Verkeerde vergelijking; Het bespelen van publiek; Overhaaste generalisatie; Vals dilemma; Cirkelredenering; Het ontduiken van bewijslast Autoriteitsargument; Het vertekenen van een standpunt
Slide 7 - Tekstslide
Communiceren doe je samen 2
1. autoriteitsargument
de autoriteit wordt verkeerd ingezet.
Bijvoorbeeld:
Ik zag gisteren een filmpje op Nu.nl waarom Trump de beste president is.
Nu.nl wordt hier als autoriteit opgeroepen, maar het gaat er natuurlijk om wat er in het filmpje wordt gezegd. Dat kan je hier niet uithalen.
Slide 8 - Tekstslide
Communiceren doe je samen 2
2. Vals dilemma
Dilemma: er zijn twee keuzes en ze zijn allebei vervelend/moeilijk.
Vals dilemma: er lijken twee keuzes te zijn, maar er zijn wel meer keuzes.
Voorbeeld:
De keuze is simpel: Of we creëren een Europees leger, of we worden onder de voet gelopen door Rusland.
Het lijkt net alsof dit de enige opties zijn, maar dit zijn natuurlijk niet de enige opties.
Slide 9 - Tekstslide
Communiceren doe je samen 2
3. Overhaaste generalisatie
Op basis van een enkele ervaring (argument) doet een uitspraak over een groter geheel (mening).
Voorbeeld:
Ik heb drie keer een slechte film van deze regisseur gezien, dus al zijn films moeten slecht zijn.
Er wordt een conclusie getrokken over alle films van de regisseur op basis van slechts drie films. Deze overhaaste generalisatie houdt geen rekening met het feit dat andere films van dezelfde regisseur mogelijk goed kunnen zijn.
Slide 10 - Tekstslide
Communiceren doe je samen 2
4. Verkeerde vergelijking
Er wordt een verkeerde vergelijking getrokken als iemand een vergelijking maakt tussen twee zaken, terwijl er meer verschillen dan overeenkomsten zijn.
Voorbeeld:
Roken is net zo gevaarlijk als het drinken van alcohol, dus als we roken verbieden, moeten we ook alcohol verbieden."
Uitleg: Deze vergelijking gaat mank omdat roken en alcohol verschillende soorten risico's met zich meebrengen en op andere manieren effect hebben op de gezondheid. De vergelijking tussen de twee negeert de verschillen in hun gebruik, risico’s en de impact op de samenleving, waardoor het geen valide basis vormt voor een conclusie.
Slide 11 - Tekstslide
Communiceren doe je samen 2
5. De persoonlijke aanval
Niet het onderwerp of standpunt staat ter discussie, maar er wordt ingegaan op de persoon die het onderwerp of standpunt maakt.
Voorbeeld:
Je hebt geen recht om te klagen over de politiek, want je hebt nog nooit gestemd!
De spreker valt de persoon aan op zijn of haar gedrag (het niet stemmen) in plaats van de inhoud van de klacht over de politiek. Dit maakt de klacht van de ander niet onterecht, ongeacht hun stemgedrag.
Slide 12 - Tekstslide
Communiceren doe je samen 2
6. Het ontduiken van bewijslast
In plaats van zelf je standpunt te onderbouwen met argumenten, laat je je gesprekspartner het omgekeerde bewijzen.
Bijvoorbeeld:
Als je zegt dat mijn plan niet werkt, moet je wel kunnen uitleggen waarom het zou mislukken.
In plaats van zelf te onderbouwen waarom jouw plan zo goed, is, moet de ander nu uitleggen waarom het plan niet zou werken.
Slide 13 - Tekstslide
Communiceren doe je samen 2
7. De cirkelredenering
Je zegt twee keer hetzelfde, maar op een andere manier.
De conclusie herhaalt het argument (en andersom).
Bijvoorbeeld:
Ik ben de baas, want ik heb het hier voor het zeggen.
Wie het voor het zeggen heeft, is de baas.
Slide 14 - Tekstslide
Communiceren doe je samen 2
8. Het vertekenen van een standpunt
Je stelt het standpunt van de tegenstander verkeerd voor (sterker, extremer of gemakkelijker). Vervolgens val je dat veranderde standpunt aan.
Er wordt niet gediscussieerd over het echte standpunt.
Bijvoorbeeld:
Je vindt dat de overheid meer moet investeren in de gezondheidszorg, dus jij denkt waarschijnlijk dat we geen andere sectoren meer moeten financieren.
Het standpunt van de tegenstander wordt verkort tot een extreem standpunt: dat de gezondheidszorg alles zou moeten zijn. Door het standpunt te vereenvoudigen en te vervormen, kan het gemakkelijker worden afgewezen.
Slide 15 - Tekstslide
Communiceren doe je samen 2
9. Het bespelen van publiek
Iemand baseert een argument op emoties in plaats van op juiste argumenten. Hierbij probeert men de gevoelens van het publiek te manipuleren om een standpunt te steunen.
Let op: deze drogreden is moeilijker te herkennen op papier.
Bijvoorbeeld:
"Je wilt toch niet dat onze kinderen opgroeien in een wereld vol vervuiling?"
In dit voorbeeld wordt de emotie van bezorgdheid over de toekomst van kinderen aangesproken, zonder daadwerkelijk bewijs te leveren voor de stelling over vervuiling. Het speelt in op de gevoelens van ouders, maar biedt geen rationeel argument waarom iets zou moeten veranderen.
Slide 16 - Tekstslide
Communiceren doe je samen 2
Maak vraag 1 t/m 10 op het stencil.
Moeilijk? Zoek de uitleg van de drogredenen op in de LessonUp van periode 2 of kijk bij Kern, handboek pg 108.