NT2 16 april, Spelling a/aa en werkwoorden

Spelling 
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Spelling 

Slide 1 - Tekstslide

Tweetekenklanken
Wat zijn tweetekenklanken?
Dit zijn korte klanken. Je spreekt ze uit zoals je ze schrijft.

Voorbeelden van tweetekenklanken zijn:
ui, ei, ij, oe, eu, au, ou en ie.


Slide 2 - Tekstslide

Welk woord heeft een tweetekenklank?
A
huurbaas
B
bandenfabriek
C
knalfeest
D
megaschuur

Slide 3 - Quizvraag

Let op de ie! 
Soms hoor je ie, maar schrijf je i.
 
liter - gitaar - finale - diploma - idee

Slide 4 - Tekstslide

Bij welk woord schrijf je een i, maar hoor je een ie?
A
biggen
B
insmeren
C
irritant
D
klimmen

Slide 5 - Quizvraag

Onthouden
Hoor je een korte klinker aan het eind van een lettergreep?
Ga dan met twee dezelfde medeklinkers door!

Slide 6 - Tekstslide

Onthouden
Hoor je een korte klinker aan het eind van een lettergreep?
Ga dan met twee dezelfde medeklinkers door!

pannen
ballen
rennen
potten
sokken
vallen
bukken
katten
hakken

Slide 7 - Tekstslide

Klinkers
Korte klinkers zijn a, e, i, o en u.

vinden, banden, kloppen, lusten, vasten ...

Slide 8 - Tekstslide

Let op:
Als je aan het eind van een lettergreep een lange klank hoort:
aa, ee, oo of uu, dan gebruik ik daar maar één letter voor.

Slide 9 - Tekstslide

Let op:
Als je aan het eind van een lettergreep een lange klank hoort:
aa, ee, oo of uu, dan gebruik ik daar maar één letter voor.

Bijvoorbeeld:
knopen - kranen - duwen - buren - vuren - lichamen - vuurtoren

Slide 10 - Tekstslide

Oefenen:
twee muren, één ...

Slide 11 - Open vraag

Oefenen:
twee banen, één ...

Slide 12 - Open vraag

Oefenen:
één stuur, twee ...

Slide 13 - Open vraag

Oefenen:
één lantaarnpaal, twee ...

Slide 14 - Open vraag

Oefenen:
één idee, twee ...

Slide 15 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord vinden in
Wat ................... je daar nu zelf van?

Slide 16 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord beïnvloeden in
De premie wordt ....................... door de botsing.

Slide 17 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord vermoeden in
......... je vader dat de premie zal stijgen?

Slide 18 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord treffen in:
Dit mooie huis is door de bliksem .................

Slide 19 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord durven in
Het kind .............. niet meer alleen thuis te blijven.

Slide 20 - Open vraag

Vul een vorm van het werkwoord niezen in:
Zij heeft vandaag al zeker tien keer .............


Slide 21 - Open vraag

Vul een vorm van het werkwoord blaffen in
De hond ......... gisteren de hele dag.


Slide 22 - Open vraag

Vul de goede vorm van het werkwoord verhuizen in:
Mijn buren zijn pas naar Amsterdam........



Slide 23 - Open vraag

Vul de goede vorm van het werkwoord branden in:
De huizen in de Dorpsstraat ....................... in 2002 af.



Slide 24 - Open vraag

Aan de slag - herhaling

Slide 26 - Tekstslide

Aan de slag - herhaling
Oefenen met werkwoorden

Slide 27 - Tekstslide

Nog een laatste keer oefenen:
Eén baas, twee ...

Slide 28 - Open vraag

Oefenen:
Twee kamelen, één ...

Slide 29 - Open vraag

Oefenen:
Eén melkpak, twee ...

Slide 30 - Open vraag