Negatieve getallen trede 6 slot

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Negatief in assenstelsel
O is Oorsprong

1. In het assenstelsel zijn de punten A, B, C getekend. Schrijf van deze drie punten de coordinaten op.
2. Neem het assenstelel over. 
Teken in het assenstelsel D(0, -2),      

E(1, -1),  F(3, 0) 

Slide 2 - Tekstslide

Wat moet je kunnen
-  Je moet  met een positieve  en negative getallen lijn kunnen werken   
- Je moet weten welke getallen groter of kleiner zijn op de getallenlijn
-  je moet kunnen optellen en aftrekken met negatieve getallen.
- kun je de rekenvolgorde toepassen  met negatieve en positieve getallen.
- assenstelsel zowel positief als negatief

Slide 3 - Tekstslide

Negatieve coordinaten
Hier zie je een temperatuur grafiek  op een dag  in januari 
a. Op welk uur is de temperatuur het koudst.
  b.  Hoe laat was temperatuur   het hoogst  

Slide 4 - Tekstslide

Negatieve coordinaten
a. De temperatuur is het koudst   om 12 uur s'nachts toen het -3 graden celsius was. 
b. De temperatuur was het hoogst om 12 uur smiddags.

Slide 5 - Tekstslide

Kijk naar de grafiek
a. Wanneer was de temperatuur
0 graden.
b. Hoeveel graden is de temperatuur gestegen vanaf het koudste moment in de nacht, tot toen het 6 uur in de ochtend was.

Slide 6 - Tekstslide

Negatieve coordinaten
a. Om 18:00 uur of 6uur in de middag was het nul graden celcius. 
b. De temperatuur was  gestegen van -3 graden tot 1 graad celcius en dus is 4 graden gestegen

Slide 7 - Tekstslide

Kan je dit invullen
 a.  -8 + ........= 20                              

b.  14 - .......  = 32

c.  - 8 -   .......=16

d.   7-  .........=-2

Slide 8 - Tekstslide

Kan je dit invullen
 a.  -8 + 28= 20                              

b.  14 - -18 = 32

c.  - 8 -  -24 =16

d.   7  -   9  =-2

Slide 9 - Tekstslide

Noem alle lengtematen

Slide 10 - Tekstslide

Schrijf de Coördinaten op.

Slide 11 - Tekstslide

Antwoorden zijn:
A=(-5 ,4)          F= ( -4, 0).       K= (-2,3)
B=(2 ,-2).         G= ( -1, -4).       L=(4 ,-1)
C=(-1 , 1)           H= (2 , 5).        M= (-3 ,-1)
D=( 4 , 2 ).        I= (- 2,  0).       N= (4 , -5)
E= (4 , 2)           J= ( 2, 1).             

Slide 12 - Tekstslide

Ieder getal heeft een tegengestelde.
Teken steeds een getallenlijn met daarop het getal en zijn tegengestelde.
a Wat is het tegengestelde van een schuld van 34 euro?
b Wat is het tegengestelde van een positief bedrag van 125 euro?
c Wat is het tegengestelde van +12°C?
d Wat is het tegengestelde van – 6,7°C?
e Wat is het resultaat van getal + tegengestelde?
f Wat valt je op aan de plaats van een getal en zijn tegengestelde op een getallenlijn?
g Wat is het tegengestelde van het tegengestelde van 25?
h Wat is het tegengestelde van 0?



Slide 13 - Tekstslide

Antwoorden
a.  34 euro verdienen 
b. een negatief bedrag van 125 euro
c.  tegengestelde is -12°C?
d.  Het tegengestelde is +6,7°C?
e.  Het resultaat is 0?
f.   De afstanden tot nul zijn even lang
g   Het tegengestelde van het tegengestelde is 25?
h   het tegengestelde is  0?

Slide 14 - Tekstslide

Bedankt voor jullie aandacht en nog een fijne dag!

Slide 15 - Tekstslide