24-25 test marktonderzoek

24-25 test 
marktonderzoek
1 / 60
volgende
Slide 1: Tekstslide
MarketingMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 60 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

24-25 test 
marktonderzoek

Slide 1 - Tekstslide

Waar kun je allemaal
marktonderzoek over doen?

Slide 2 - Woordweb

Wat is de eerste stap in marktonderzoek?
A
deelvragen
B
hoofdvraag
C
probleemstelling
D
plan van aanpak

Slide 3 - Quizvraag

Stap 1: probleemstelling
Je opdrachtgever/manager/stagebegeleider heeft een probleem of uitdaging en wil dat verder onderzocht hebben. 

Jij gaat hiermee aan de slag en omschrijft het probleem. 

Slide 4 - Tekstslide

Voorbeelden probleemstelling:
  • De omzet op product X loopt terug 
  • Er worden te weinig producten verkocht via de website
  • Er komen veel klachten binnen dat de klantenservice niet vOldoet aan de verwachting
  • Er is vraag naar een nieuwe dienst 

Slide 5 - Tekstslide

Stap 1: probleemstelling
Let op, een probleemstelling is dus niet altijd een probleem. Het kan ook een uitdaging of kans zijn voor het bedrijf dat onderzocht moet worden. 

Slide 6 - Tekstslide

Wat doe je na de probleemstelling?
A
Deskresearch
B
Deelvragen formuleren
C
Hoofdvraag formuleren
D
Enquete uitsturen

Slide 7 - Quizvraag

Stap 2: hoofdvraag formuleren
Jouw onderzoeksvraag heeft als doel om de oorzaak van het probleem te achterhalen. 

Begin de formulering van deze vragen dan ook met woorden als ‘wat’, ‘waardoor’, ‘hoezo’, en ‘hoe’.

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeelden hoofdvraag
  • Wat zijn de oorzaken van een dalende verkoop via de online
     webshop van bedrijf X?
  • Waardoor wordt de klantenservice als slecht ervaren bij   bedrijf X?
  • Hoe komt het dat de naamsbekendheid van bedrijf X de
     afgelopen jaren niet is gestegen?

Slide 9 - Tekstslide

Criteria goede hoofdvraag
  • Een goede vraag is een onderzoeksvraag, geen opzoekvraag. De vraag is dus niet goed als
      het antwoord eenvoudigweg is op te zoeken.
  • Een goede vraag bestaat uit één vraag die eindigt met een vraagteken. De vraag is niet goed
      als deze is samengesteld uit meerdere vragen.
  • Een goede vraag is een open vraag. De vraag is niet goed als het antwoord simpelweg ‘ja’ of
      ‘nee’ is.
  • Een goede vraag is duidelijk geformuleerd. De vraag is niet goed als een ander er vragen bij
      moet stellen ter verduidelijking.
  • Een goede vraag is concreet. De vraag is niet goed als het niet duidelijk is wat je precies wilt
      gaan onderzoeken.

Slide 10 - Tekstslide

Je hebt de hoofdvraag, en nu?
A
Deelvragen formuleren
B
Enquête uitsturen
C
Budget bespreken
D
Doelstelling formuleren

Slide 11 - Quizvraag

Deelvragen
Bedenk wat je allemaal moet gaan onderzoeken om alle informatie te verzamelen om je hoofdvraag beantwoord te krijgen. 

Neem de volgende zaken mee bij het opstellen van deelvragen: 

Slide 12 - Tekstslide

Deelvragen
  • Trends en ontwikkelingen in de markt, op bijvoorbeeld
     demografisch, economisch, sociaal cultureel,
      technologisch, ecologisch of politiek gebied
  • Concurrentie 
  • Doelgroep 

Slide 13 - Tekstslide

Deelvragen
  • De deelvraag moet uit één vraag bestaan
  • De deelvraag moet minder complex zijn dan de hoofdvraag
  • De deelvraag moet ondersteunend zijn aan de hoofdvraag
  • De deelvraagen moeten in een logische volgorde staan.

Slide 14 - Tekstslide

Lees de volgende hoofdvraag:

Wat zijn de oorzaken van een dalende verkoop via de online
webshop van 'Boekhandel de Leeswijzer'?

Slide 15 - Tekstslide

Hoofdvraag:

Wat zijn de oorzaken van een
dalende verkoop via de online
webshop van 'Boekhandel de Leeswijzer'?

Wat zouden mogelijke deelvragen kunnen zijn?

Slide 16 - Woordweb

De deelvragen zijn gemaakt. Je bepaalt nu met welke vorm van research je ze gaat beantwoorden. Welke zijn er?

Slide 17 - Open vraag

Desk & field research
Je verdeelt je deelvragen, welke ga je met desk research beantwoorden en welke met field? 

Slide 18 - Tekstslide

Desk research: waar ben je naar op zoek?
A
Nieuwe informatie
B
Bestaande informatie

Slide 19 - Quizvraag

Desk research
Je bent op zoek naar BESTAANDE informatie.


Slide 20 - Tekstslide

Uit welke bronnen haal je de info voor je desk research?

Slide 21 - Woordweb

Desk research
Je bent op zoek naar BESTAANDE informatie.

De bronnen die je kunt gebruiken zijn (bijvoorbeeld): 
  • Google 
  • Bestaande onderzoeken
  • CBS website 
  • Klantendatabase/CRM 
  • Nieuws websites 
Bij ObstacleX heb je de desk research nu direct uitgevoerd. 

Slide 22 - Tekstslide

Je hebt je deelvragen verdeeld, wat doe je nu?
A
Focus groep vragen
B
Budget aanvragen
C
Field research methodes bedenken
D
Plan van aanpak opstellen

Slide 23 - Quizvraag

Field research: waar ben je naar op zoek?
A
Nieuwe informatie
B
Bestaande informatie

Slide 24 - Quizvraag

Field research
Je bent op zoek naar NIEUWE informatie.


Slide 25 - Tekstslide

Binnen field research onderscheiden we 2 soorten onderzoek: Kwalitatief en kwantitatief onderzoek.

Kwalitatief onderzoek is gericht op:
A
Cijfers en aantallen
B
Verdiepende informatie/kennis

Slide 26 - Quizvraag

Wat zijn vormen van kwalitatief onderzoek
A
Enquete
B
Diepte interview
C
Observatie (met telling)
D
Focus groep

Slide 27 - Quizvraag

Field research
Voorbeelden kwalitatief onderzoek: 

Interviews
Vraag ouders hoe ze keuzes maken over de scholen van hun kinderen.
Spreek met klanten over hun ervaringen met een specifiek product.

Focusgroepen
Groep consumenten bespreken hun voorkeuren voor een nieuwe reclamecampagne.
Studenten delen hun mening over de kwaliteit van onderwijs.

Observaties
Observeer hoe mensen navigeren in een fysieke winkel.
Bekijk hoe bezoekers zich gedragen in een museum.
Case studies

Onderzoek een specifiek bedrijf dat succesvol is geworden na een rebranding.
Analyseer een gemeenschap die herstelt na een natuurramp.
Open vragen in enquêtes

Wat vindt u het meest waardevolle aan onze dienstverlening?
Beschrijf uw ideale vakantie.
Dagboekstudies

Laat deelnemers een week lang noteren hoe vaak ze sociale media gebruiken.
Vraag werknemers dagelijks te beschrijven hoe ze hun werkdruk ervaren.



Slide 28 - Tekstslide

Field research
Voorbeelden kwalitatief onderzoek: 

Case studies
Onderzoek een specifiek bedrijf dat succesvol is geworden na een rebranding.
Analyseer een gemeenschap die herstelt na een natuurramp.

Dagboekstudies
Laat deelnemers een week lang noteren hoe vaak ze sociale media gebruiken.
Vraag werknemers dagelijks te beschrijven hoe ze hun werkdruk ervaren.



Slide 29 - Tekstslide

Field research
Voorbeelden kwantitatief onderzoek: 

Enquêtes met gesloten vragen
Hoe tevreden bent u met onze service? (Schaal van 1-10)
Hoe vaak bezoekt u onze winkel? (Dagelijks, Wekelijks, Maandelijks)

Experimenten
Test de effectiviteit van twee verschillende marketingcampagnes (A/B-test).
Onderzoek de impact van verschillende prijzen op koopgedrag.

Statistische analyse van gegevens
Analyseer verkoopcijfers per kwartaal.
Bereken de gemiddelde leeftijd van klanten.

Slide 30 - Tekstslide

Field research
Voorbeelden kwantitatief onderzoek: 

Tellingen
Hoeveel mensen bezoeken een winkel in een week?
Hoe vaak wordt een specifieke hashtag op sociale media gebruikt?

Observaties met tellingen
Tel hoeveel mensen een specifiek product in hun winkelmandje stoppen.
Analyseer het aantal keren dat studenten op tijd aanwezig zijn in de les.

Gestructureerde interviews
Hoeveel uur per dag kijkt u televisie?
Heeft u het product in de afgelopen 6 maanden gekocht? (Ja/Nee)

Slide 31 - Tekstslide

Desk & field research
Dus nogmaals, je hebt je deelvragen verdeeld over desk en field research, en binnen field heb je nagedacht over welke methodes, kwalitatief of kwantitatief.


Slide 32 - Tekstslide

Noem 3 dingen die in het plan van aanpak voorkomen:

Slide 33 - Woordweb

Volgende stap

PLAN VAN AANPAK




Slide 34 - Tekstslide

Plan van aanpak
Hierin verwerk je : 
  • Onderzoeksmethode
  • Benodigde middelen
  • Benodigde mensen
  • Benodigd budget
  • Tijdsplanning 
  • Overig




Slide 35 - Tekstslide

Plan van aanpak
Na je plan van aanpak volgt er een go/no go! 





Bespreek je plan met je manager, hij moet tenslotte voor het budget zorgen en je moet collega's inzetten. 

Slide 36 - Tekstslide

Vragen opstellen
Bereid je vragen voor (bijvoorbeeld): 
  • Enquête 
  • Diepte interview 
  • Focus groep 

Kijk goed naar welke deelvragen je met deze vormen van onderzoek kunt beantwoorden en pas daar je vragen op aan. Laat de vragen altijd controleren! 

Slide 37 - Tekstslide

Afronden onderzoeksvoorstel
Al het bovenstaande hoort bij DEEL 1 van een marktonderzoek, het ONDERZOEKSVOORSTEL

Als dit is goedgekeurd ga je het onderzoek daadwerkelijk uitvoeren en volgt het ONDERZOEKSRAPPORT.

Slide 38 - Tekstslide

Onderzoeksrapport
Het onderzoeksrapport bevat alle data, conclusies en aanbevelingen van je uitgevoerde onderzoek. 

Slide 39 - Tekstslide

Field research uitvoeren
Je hebt in overleg een enquête opgesteld en nodigt een database uit om deze voor je in te vullen. 

Je moet checken of je een representatief beeld van de doelgroep hebt. 

Slide 40 - Tekstslide

Hoe noem je de groep die wel een enquête heeft ontvangen maar niet heeft gereageerd?

Slide 41 - Open vraag

Non-respons
Stel je hebt je enquete naar 500 mensen verstuurd en 200 mensen hebben gereageerd, dan is de non-respons:

500-200 = 300 

Slide 42 - Tekstslide

Met welke 2 andere factoren moet je rekening houden bij het uitzetten van je enquete?
A
Betrouwbaarheid & non-repsonse
B
Nauwkeurigheid en non-respons
C
Betrouwbaarheid en nauwkeurigheid
D
Respons

Slide 43 - Quizvraag

Betrouwbaarheid 
Voorafgaand aan het onderzoek moet je bepalen welke mate van betrouwbaarheid je wilt bereiken. Wanneer zie jij het onderzoeksresultaat als betrouwbaar? 

Bij de meeste onderzoeken wordt een betrouwbaarheidsmarge van 95% aangehouden.  


Slide 44 - Tekstslide

Betrouwbaarheid 
Medisch onderzoek > betrouwbaarheid 99%
Je wil van iedereen die meedoet een nauwkeurig beeld hebben van de antwoorden.

Social media onderzoek > betrouwbaarheid 90% 
Je wil van iedereen die meedoet een globaal beeld van hun online gedrag. 



Slide 45 - Tekstslide

Betrouwbaarheid
Betrouwbaarheid gaat over hoe consistent of stabiel de resultaten van een steekproef zijn. Als je dezelfde steekproef opnieuw zou doen, krijg je dan vergelijkbare resultaten?

 
Hoeveel mensen moeten je enquête helemaal invullen? Om te bepalen hoeveel enquetes er ingevuld moeten worden voor een representatief beeld kun je het beste een steekproefcalculator gebruiken. 


Slide 46 - Tekstslide

Betrouwbaarheid 
Als een bedrijf een klantendatabase van 1000 personen heeft en wil weten wat de klanttevredenheid is dan moeten ze tenminste 278 ingevulde enquêtes ontvangen voor een betrouwbare steekproef. 

Slide 47 - Tekstslide

Betrouwbaarheid 
VOORBEELD: 

Je meet de hoogte van 50 willekeurige bomen. Als je dezelfde meting met dezelfde groep bomen meerdere keren doet, krijg je steeds ongeveer dezelfde gemiddelde hoogte. Dit betekent dat je steekproef betrouwbaar is, omdat de resultaten niet veel veranderen.

Slide 48 - Tekstslide

Nauwkeurigheid 
Nauwkeurigheid betekent hoe dicht de resultaten van de steekproef liggen bij de werkelijke waarde of het juiste antwoord in de hele populatie.

Nauwkeurigheid van 95%
Als de enquête 100x opnieuw uitgevoerd zou worden dan zou in 95% van de gevallen het resultaat hetzelfde moeten zijn. 


Slide 49 - Tekstslide

Nauwkeurigheid 
VOORBEELD: 

Stel dat het werkelijke gemiddelde van alle bomen in het bos 15 meter is. Als je steekproef een gemiddelde van 15,2 meter oplevert, is deze heel nauwkeurig, omdat het resultaat dicht bij het echte gemiddelde ligt.


Slide 50 - Tekstslide

En nu? 
Je hebt: 
  • voldoende enquêtes ingevuld ontvangen
  • je diepte interview gehouden of een focus groep 

Wat is de volgende stap?

Slide 51 - Tekstslide

DATA ANALYSE

Slide 52 - Tekstslide

Met welk soort grafiek geef je een trend aan?
A
Lijndiagram
B
Staafdiagram
C
Cirkeldiagram
D
Kruistabel

Slide 53 - Quizvraag

Met welke grafiek kun je het beste een percentage weergeven?
A
Lijndiagram
B
Staafdiagram
C
Cirkeldiagram
D
Kruistabel

Slide 54 - Quizvraag

Stel ik wil de mening van mannen en vrouwen weten over een nieuwe smaak tandpasta, ze vinden hem lekker of niet lekker.
Deze informatie kan ik het beste verwerken in een
A
Lijndiagram
B
Staafdiagram
C
Cirkeldiagram
D
Kruistabel

Slide 55 - Quizvraag

Kruistabel
Staafdiagram
Cirkeldiagram
Beelddiagram
Na een marktonderzoek wil je een conclusie trekken waarbij meerdere vragen betrokken zijn.
Je wilt laten zien wat het aandeel mannen/ vrouwen is bij een marktonderzoek.
Je wilt door het gebruik van figuren een tabel visueel aantrekkelijk maken.


Je wilt de omzet van vijf verschillende producten in een jaar met elkaar vergelijken.

Slide 56 - Sleepvraag

En nu? 
Je hebt: 
  • bij elke enquête vraag een duidelijke grafiek of tabel gemaakt. 
  • je hebt meervoudige informatie verwerkt in een kruistabel 
  • je schrijft een korte conclusie bij elke vraag 

Wat doe je met je info uit je diepte interview/focus groep?

Slide 57 - Tekstslide

Data analyse kwalitatief onderzoek

TRANSCRIBREREN

Slide 58 - Tekstslide

Transcribreren
  • Deel het gesprek in op onderwerpen die bij elkaar horen
  • Maak een samenvatting/opsomming van wat er gezegd is
      per onderwerp 
  • Noteer belangrijke quotes apart
  • Schrijf een conclusie op basis van de onderwerpen 

Slide 59 - Tekstslide

Tenslotte... 
Conclusies
Aanbevelingen

Slide 60 - Tekstslide