Tekstgerichte vragen:
Wat doet Nina als ze ergens over moet nadenken?
Waarom denkt Nina dat het belangrijk is om de brief te lezen?
Wat zou jij doen als je Nina was en je een brief vond
met ‘Ministerie van Oplossingen’ erop?
Denk jij dat een Ministerie van Oplossingen echt zou moeten bestaan? Waarom wel of niet?
Wat zou jij vinden van iemand als Sophia in jouw klas? Hoe zou jij reageren?
Schrijf zelf een brief aan het Ministerie van Oplossingen. Welk probleem zou jij voorleggen?
Extra: Maak een poster voor het Ministerie van Oplossingen
om te laten zien wat ze doen.