T3, K2, Lektion 4, geslacht zelfst. nw.

T3, K2, geslacht van het zelfst. naamwoord
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

T3, K2, geslacht van het zelfst. naamwoord

Slide 1 - Tekstslide

bepaalde en onbepaalde
lidwoorden

Slide 2 - Woordweb

Geslacht van het zelfstandig naamwoord
- Zelfstandige naamwoorden zijn woorden, waar je een lidwoord voor kan zetten
- In het Duits schrijf je alle zelfst. nw. met een hoofdletter
- Ze zijn: mannelijk (m), vrouwelijk (v) of onzijdig

Slide 3 - Tekstslide

mannelijk (der):
- mannelijke persoons- en diernamen: der Junge, der Stier, ...
- mannelijke beroepen: der Lehrer
- de namen van de dagen: der Montag, der Dienstag, …
- de maanden: der Januar, der Februar, …
- de dagdelen: der Mittag, der Abend, ...
- de jaargetijden: der Sommer, der Herbst, …

Slide 4 - Tekstslide

vrouwelijk (die):
- vrouwelijke persoons- en diernamen: die Oma, die Kuh, die Katze,...
- vrouwelijke beroepen: der Lehrerin, ...
- woorden op –heit: die Freiheit, ....
- woorden op –keit: die Möglichkeit, ....
- woorden op –ung: die Übung, die Hoffnung, ....
- de meeste woorden op –e: die Adresse, die Toilette, ....

Slide 5 - Tekstslide

onzijdig (das):
- vaak het-woorden: das Kind, das Pferd, das Lied, ....
- (verklein)woorden op -chen: das Mädchen, das Märchen, ...

Slide 6 - Tekstslide

meervoud (die):
- die Abende, die Übungen, die Kinder

Slide 7 - Tekstslide

Weet je het nog? Welk lidwoord krijgen onzijdige zelfstandige naamwoorden?

Slide 8 - Open vraag

_____ Frau
A
der
B
das
C
die

Slide 9 - Quizvraag

_____ Kinder
A
der
B
das
C
die

Slide 10 - Quizvraag

_____ Kind
A
der
B
das
C
die

Slide 11 - Quizvraag

_____ Pferd
A
der
B
das
C
die

Slide 12 - Quizvraag

_____ Heizung
A
der
B
das
C
die

Slide 13 - Quizvraag

_____ Schaffner
A
der
B
das
C
die

Slide 14 - Quizvraag

_____ März
A
der
B
das
C
die

Slide 15 - Quizvraag

_____ Mittag
A
der
B
das
C
die
D
den

Slide 16 - Quizvraag

_____ Freundlichkeit
A
der
B
das
C
die

Slide 17 - Quizvraag

_____ Märchen
A
der
B
das
C
die

Slide 18 - Quizvraag

_____ Katze
A
der
B
das
C
die

Slide 19 - Quizvraag

_____ Stier
A
der
B
das
C
die
D
die

Slide 20 - Quizvraag

_____ Winter
A
der
B
das
C
die

Slide 21 - Quizvraag

_____ Kindergärtnerin
A
der
B
das
C
die

Slide 22 - Quizvraag

_____ Onkel
A
der
B
das
C
die

Slide 23 - Quizvraag

_____ Freiheit
A
der
B
das
C
die

Slide 24 - Quizvraag

_____ Mädchen
A
der
B
das
C
die

Slide 25 - Quizvraag

Herhaling:
Bezittelijke
voornaamwoorden

Slide 26 - Woordweb

Bezittelijke voornaamwoorden, 1e naamval

Slide 27 - Tekstslide

(mijn) Das ist ____ Tasche.
A
mein
B
dein
C
sein
D
meine

Slide 28 - Quizvraag

(haar) Ist das ____ Vater?
A
mein
B
ihr
C
dein
D
sein

Slide 29 - Quizvraag