Examentraining schrijven 3F MZ Muis

Inhoud van deze training:

Waaruit bestaat het schrijfexamen?
Hoe pak ik dat aan?
Waarop word ik beoordeeld?
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Inhoud van deze training:

Waaruit bestaat het schrijfexamen?
Hoe pak ik dat aan?
Waarop word ik beoordeeld?

Slide 1 - Tekstslide

Schrijfexamen:
  1. Zakelijke e-mail
  2. betoog

Slide 2 - Tekstslide

Er zijn 2 soorten e-mails:
- informele e-mails; deze stuur je naar vrienden.
- formele e-mails; deze verzend je in je schoolsituatie en in je werksituatie.


Een formele e-mail is een soort formele brief. Deze moet er verzorgd uitzien. Mensen nemen jouw bericht (en daarmee vaak jou als persoon) niet serieus, als jouw e-mail niet aan de regels voor een formeel bericht voldoet. 

Slide 3 - Tekstslide

Voorbeeld van een opdracht:
Het winkelcentrum bij jou in de buurt heeft veel last van hangjongeren. Overdag gaat het nog, dan hangen ze er alleen maar rond, maar 's avonds worden de jongeren vaak luidruchtig en gedragen ze zich baldadig. Het rondhangen gaat 's avonds vaak gepaard met het drinken van alcohol en het gebruiken van (soft)drugs. Het gemeentebestuur is op zoek naar een oplossing voor dit probleem. Daarom doet het bestuur een dringend beroep op de buurtbewoners waarin wordt gevraagd om een oplossing. Het beste idee zal worden uitgevoerd met hulp van de bedenker. 

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht: bedenk minimaal twee oplossingen voor het beschreven probleem.

Bedenk per oplossing minimaal twee mogelijke argumenten om het gemeentebestuur ervan te overtuigen dat jouw idee uitgevoerd moet worden. 

Schrijf een e-mail aan het gemeentebestuur waarin je jouw idee beschrijft en ondersteunt met jouw argumenten.

Slide 5 - Tekstslide

1. Vaste onderdelen in een zakelijke e-mail
  • Bedenk goed aan wie je het bericht stuurt en zet geen onnodige mensen in het to/aan veld.
  • Vergeet niet het onderwerp te vermelden; geef dit in 1 of 2 kernwoorden weer.

Slide 6 - Tekstslide

De stijl van je e-mail
• Houd het bericht kort. Maak de zinnen niet te lang.
• Denk aan hoofdletters en leestekens.
• Houd het zakelijk. Schrijf geen spreektaal of sms-taal. Let erop dat je woordgebruik en je toon passend zijn.
• De aanhef is hetzelfde als in een brief. Dus: ‘Beste mevrouw Driessen’ of ‘Beste Salima’. Je kunt afsluiten met: ‘Met vriendelijke groet’.

Slide 7 - Tekstslide

Aanhef
Als je niet weet aan wie je schrijft: 
  • Beste dames en heren
  • Geachte leden van de gemeenteraad
  • geacht bestuur
Als je een naam hebt:
  • Geachte mevrouw Van den Boek

Slide 8 - Tekstslide

2. De inhoud van je e-mail
• De belangrijkste boodschap van je bericht komt bovenaan. Eerst dus de kern, dan de toelichting en daarna de afsluiting.
Dus de indeling:
  • Inleiding (belangrijkste boodschap)
  • middenstuk (toelichting)
  • Slot (korte conclusie, samenvatting en dank)

Slide 9 - Tekstslide

Spelling
Schrijf moeilijke woorden over uit de opdracht. Je hebt geen woordenboek of spellingcontrole tijdens je schrijfexamen. Bij twijfel: bedenk een synoniem of verwoord het anders.

Oefen in Studiemeter de werkwoordspelling nog een keer of vraag er een les over.

Slide 10 - Tekstslide

e-mail; beoordeling inhoud:
  1. Reden voor het schrijven van de e-mail is gegeven;
  2. kandidaat heeft een (twee) voorstel(len)
  3. het is duidelijk wat het voorstel inhoudt
  4. voorstel is onderbouwd met twee argumenten die uitgewerkt zijn zodat gedachtegang te volgen is
  5. tekst bevat nauwelijks irrelevante informatie


Slide 11 - Tekstslide

Beoordeling e-mail: afstemming op het publiek

  1. Tekst is afgestemd op het publiek
  2. toon en woordgebruik dragen bij aan bereiken schrijfdoel
  3. toon en woordgebruik zijn formeel

Slide 12 - Tekstslide

Zakelijke e-mail: structuur
  1. structuur is helder wat begrijpen inhoud vergemakkelijkt
  2. Vaste onderdelen aanwezig: passend onderwerp, aanhef, slotzin EN slotgroet
  3. logische alinea's met witregels
  4. logische volgorde van informatie
  5. verbanden tussen alinea's duidelijk mbv voegwoorden (en, of), verwijzingen (dat wil zeggen, dat betekent), signaalwoorden (want, omdat, daardoor) en signaalzinnen(samenvattend kan ik stellen)

Slide 13 - Tekstslide

Het winkelcentrum bij jou in de buurt heeft veel last van hangjongeren. Overdag gaat het nog, dan hangen ze er alleen maar rond, maar 's avonds worden de jongeren vaak luidruchtig en gedragen ze zich baldadig. Het rondhangen gaat 's avonds vaak gepaard met het drinken van alcohol en het gebruiken van (soft)drugs. Het gemeentebestuur is op zoek naar een oplossing voor dit probleem. Daarom doet het bestuur een dringend beroep op de buurtbewoners waarin wordt gevraagd om een oplossing. Het beste idee zal worden uitgevoerd met hulp van de bedenker. 

Slide 14 - Tekstslide

Bedenk minimaal twee oplossingen voor het beschreven probleem.

Bedenk per oplossing minimaal twee mogelijke argumenten om het gemeentebestuur ervan te overtuigen dat jouw idee uitgevoerd moet worden. Schrijf een e-mail aan het gemeentebestuur waarin je jouw idee beschrijft en ondersteunt met jouw argumenten.

Slide 15 - Tekstslide

Tweede deel opdracht: betoog
Het doel van een betoog is de lezer van een bepaald standpunt te overtuigen. Aan de hand van argumenten onderbouw je het standpunt. Als schrijver van het betoog voer je als het ware een schriftelijke discussie met de lezer. In het betoog presenteer je duidelijk en krachtig je eigen standpunt met de daarbij behorende argumenten en probeer je de lezer tot jouw standpunt te brengen.

Slide 16 - Tekstslide

Centraal in je betoog staat je standpunt:
  jouw mening in één zin
  • beschrijvende standpunt: je beschrijft als schrijver een feit:
De stijging van de zeespiegel wordt veroorzaakt door de opwarming van de aarde

  • waarderende standpunt: je beoordeelt als schrijver iets op een bepaalde manier, je geeft een waardeoordeel:
Democratie is de beste staatsvorm

  •  aansporende standpunt: je geeft als schrijver aan dat er maatregelen genomen moeten worden, je geeft een advies:
Obesitas kan het beste voorkomen worden door goede voorlichting

Slide 17 - Tekstslide

Belangijk bij het formuleren van je standpunt:
Formuleer je standpunt altijd positief (vertel wat je wil bereiken)

Niet: we moeten de vluchtelingen in Moria niet aan hun lot overlaten
maar: de vluchtelingen in Moria moeten door alle landen van Europa geholpen worden

Slide 18 - Tekstslide

Formuleer dit standpunt positief:
Mobiele telefoons hebben geen goede invloed op het leesgedrag van jongeren

Slide 19 - Open vraag

Formuleer positief: je moet niet de hele dag stil zitten, want dat is slecht voor je conditie.

Slide 20 - Open vraag

Slide 21 - Tekstslide

Hier kun je zowel een standpunt als argumenten uit halen

Slide 22 - Tekstslide

Uit een stuk als dit kun je prima een inleiding schrijven

Slide 23 - Tekstslide

Betoog; beoordeling inhoud
  • tekst is afgestemd op het schrijfdoel (=overtuigen)
  • standpunt in de inleiding of meteen erna
  • Twee geldige argumenten vóór de stelling
  • één tegenargument dat onderuit wordt gehaald
  • In het slot kom je terug op je standpunt (conclusie/samenvatting)
  • Geen irrelevante informatie

Slide 24 - Tekstslide

beoordeling betoog: structuur:
Let op de indeling in:
inleiding: geef hierin een introductie (aanleiding/verhaaltje) en je standpunt
middenstuk: per argument één alinea (begin je alinea met je argument)
slot: vat samen, geef een conclusie

Slide 25 - Tekstslide

Betoog beoordeling taalvaardigheid:
  • Maak niet te lange zinnen: twijfel je over bv een komma, begin dan een nieuwe zin.
  • schrijf moeilijke woorden over
  • Let op hoofdletters, namen die je overneemt

Slide 26 - Tekstslide