SMS klas 5; Verkeer: De fiets.

SMS klas 5 VERKEER; DE FIETS
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerkeerSpeciaal OnderwijsBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

SMS klas 5 VERKEER; DE FIETS

Slide 1 - Tekstslide

Wanneer ben je een bestuurder?
Je bent een bestuurder wanneer je in een gemotoriseerd voortuig rijdt....Maar... dan moet je wel oud genoeg zijn om dit te mogen doen!

Je bent ook bestuurder als je fiets en als je paardrijdt. Je bent zelfs een bestuurder als je met een paard aan de teugel loopt! 

Weet je nog dat wanneer je gebruik maakt van een skelter, een step, skeelers of een skateboard, je dan op het voetpad moet! 
Ook al heb je wieltjes...je ben geen bestuurder...je bent dan een voetganger. 

Heb je pech met je fiets en moet je met je fiets lopen. Dan ben je een voetganger en moet je op de stoep!


Slide 2 - Tekstslide


Verplicht fietspad: Hier moet je fietsen.

Verplicht (brom)fietspad:
Hier moet je fietsen. Mensen met een bromfiets moeten hier ook rijden.

Hier is een ruiterpad Ruiterpad:
Hier moet je met je paard rijden. Is er geen ruiterpad? Dan moet je met je paard op het (brom)fietspad rijden.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Waar fietsen
Tess en Lotte?
A
Op het fietspad.
B
In de berm.
C
Op de stoep
D
Op de rijbaan.

Slide 5 - Quizvraag

Welke uitspraak
is waar?
A
Tess en Lotte zijn bestuurders.
B
Tess en Kim zijn bestuurders.
C
Kim, Tess en Lotte zijn bestuurders.

Slide 6 - Quizvraag

Welke afspraken
gelden
er voor Kim?
A
De afspraken voor steppers.
B
De afspraken voor fietsers.
C
De afspraken voor bestuurders.
D
De afspraken voor voetgangers.

Slide 7 - Quizvraag

Welke uitspraak
is juist?
A
Kim moet op de stoep steppen want ze is een voetganger.
B
Kim moet op het fietspad steppen want ze is een bestuurder.
C
Kim moet op het fietspad steppen want ze is een voetganger.
D
Kim is aan het spelen, dus ze mag zelf bepalen waar zij stept

Slide 8 - Quizvraag

Welke afspraken
gelden
er voor Bilal?
A
De afspraken voor skaters.
B
De afspraken voor bestuurders.
C
De afspraken voor voetgangers.

Slide 9 - Quizvraag

Welke uitspraak
over
Bilal is niet juist?
A
Er is een stoep dus Bilal moet op de stoep skeeleren!
B
Bilal is een voetganger. Bilal mag niet op de straat skeeleren.
C
Bilal is een voetganger en moet hij op de stoep skeeleren.
D
Bilal is een bestuurder. Bilal mag op het fietspad skeeleren.

Slide 10 - Quizvraag

Kim en Bilal
zijn voetganger
en doen het goed.
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Tom is een
bestuurder!
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Waar loopt
Tom?
A
Op het fietspad.
B
Op de straat.
C
Op het ruiterpad.
D
Op het voetpad.

Slide 13 - Quizvraag

Tom loopt met zijn paard aan
de teugels. Welke afspraken gelden
er voor hem in het verkeer?
A
afspraken voor voetgangers.
B
afspraken voor fietsers.
C
afspraken voor bestuurders.
D
Er zijn geen afspraken.

Slide 14 - Quizvraag

Tom loopt met zijn paard
het ruiterpad uit.

Waar moet hij daarna gaan rijden?
A
In de berm.
B
Op de stoep.
C
Hij mag nergens rijden.
D
Op het fietspad.

Slide 15 - Quizvraag

Weet je het nog?
Je bent een bestuurder als je fietst.

Als je paard rijdt of loopt met een paard aan de teugel, dan ben je ook een bestuurder.
Op een skelter, een step, skeelers of een skateboard ben je voetganger.

Slide 16 - Tekstslide

Geef een tip hoe ze wel veilig kunnen fietsen? 
Wat zie je 
hier???

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Geef een tip hoe ze wel veilig kunnen fietsen? 
Wat zie je
hier???

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Geef een tip hoe ze wel veilig kunnen fietsen? 

Slide 21 - Woordweb

Dit moet je weten!
Weet jij welke
onderdelen er allemaal
aan een fiets zitten 

Slide 22 - Tekstslide

.
Wat zit er allemaal op een fiets?

Slide 23 - Tekstslide

Welke kleuren kleding moet het meisje dragen? 

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Fietst het kind veilig?
A
ja
B
nee

Slide 26 - Quizvraag

Fietst het kind veilig?
A
ja
B
nee

Slide 27 - Quizvraag

De bel

De fietsbel is een belangrijk onderdeel van een veilige fiets. De bel is bedoeld om andere mensen in het verkeer te  waarschuwen. Bijvoorbeeld als je wilt inhalen. Zorg dat de bel op de juiste plaats op het stuur bevestigd is, zodat je er gemakkelijk bij kunt en dat hij goed hoorbaar is.
Een bel moet tot 25 meter hoorbaar zijn. 

Slide 28 - Tekstslide

De reflector
Reflectoren zorgen ervoor dat je nog beter zichtbaar bent.
Ze reflecteren het licht van auto's en andere voertuigen.
Zo kan het andere verkeer je, naast goed werkende lichten,
ook zien dankzij de reflectoren op je fiets. 

Slide 29 - Tekstslide

                                      WIT/GEEL VOORAAN
                     ROOD LICHT
                     ACHTERAAN

Slide 30 - Tekstslide

Welke zin is waar?
A
Gevaarlijk, je mag maar met drie naast elkaar fietsen
B
Gevaarlijk, je mag maar met twee naast elkaar fietsen
C
Niets aan de hand! Je mag hier met vier naast elkaar fietsen

Slide 31 - Quizvraag

Het meisje bij A rijdt op de goed plek.
A
waar
B
niet waar

Slide 32 - Quizvraag

De jongen bij B rijdt op de goed plek.
A
waar
B
niet waar

Slide 33 - Quizvraag


Op welke tekening fietst Lena op de goede plek? 
A
Foto 1
B
Foto 2
C
Foto 3

Slide 34 - Quizvraag

De jongen bij B rijdt op de goed plek.
A
waar
B
niet waar

Slide 35 - Quizvraag

Welke regel hoort daarbij?
A
Rijd altijd zoveel mogelijk rechts
B
Als er een fietsstrook is, moet je daarop rijden.
C
Rijd nooit met meer dan twee naast elkaar
D
Je mag niet op de stoep of het voetpad rijden

Slide 36 - Quizvraag

Slide 37 - Tekstslide