Week 15, les 1, 2e klas (-ER, Partie C, Kloktijden)

1 / 22
volgende
Slide 1: Video
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

semaine 15, cours 1

1.Quel est le jour       et la date      
2.Quel temps fait-il?     

3. Quel heure est-il?     

      

Slide 2 - Tekstslide

Départ
  1. Début du cours

  2. Révision grammaire: 
    - Werkwoorden -ER

  3. Grandes Lignes

    - Parler Partie C
    -> Naam spellen, kloktijden
  4. Fin du cours
    - Réflection du cours
    -Blooket Partie A tm C





 (20m)

RÉPÉTER: Verbes -ER
PARLER: Partie C
(30m)

 (10m)

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoel
Ik weet hoe de werkwoorden eindigend op -ER  gaan en ik kan het toepassen in een zin.

Slide 4 - Tekstslide

timer
0:20
Welke werkwoorden op -er ken jij?

Slide 5 - Woordweb

Werkwoorden-er
(als jouer, 
habiter,
aimer,
manger...




timer
0:30
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
tu
je
aim + ons
parl + ent
mang + e
écout + ez
habit + es
jou + e

Slide 6 - Sleepvraag

Verbes - er
Regel werkwoorden op -er:
  • -er eraf
  • Présent:
    e, es, e, ons, ez, ent
  • P.C.:
    ai/as/a/avons/avez/ont
    ....stam + é

VUL IN OP PAGINA 30 Studiewijzer

Slide 7 - Tekstslide

5

Slide 8 - Video

00:38
Wat staat erop/zit er in de doos?
"v...=w..."
timer
0:20

Slide 9 - Open vraag

00:55
Hoeveel procent van de werkwoorden zijn regelmatig en eindigen op -er?
...%
timer
0:20

Slide 10 - Open vraag

01:28
Parler, Jouer en Danser betekenen....
A
Praten, eten en zingen
B
Kijken, spelen en dansen
C
Praten, spelen en dansen
D
Praten , spelen en luisteren

Slide 11 - Quizvraag

01:42
Bij het vervoegen (conjuger)
haal je '-..' eraf voor de stam...
timer
0:20

Slide 12 - Open vraag

02:32
Welke (6) uitgangen komen in plaats van de -er als je vervoegt?
"-.., -.., -.., -.., -.., -.."

Slide 13 - Open vraag

A. optreden

B. ontdekt worden

C. zin hebben om te 

timer
0:30
A. zij  eet
B. zij lopen
C.  men houdt van
D.  jullie spreken
E. jij woont
F. wij spelen
1.  nous  jouons
2.  tu  habites
3.  ils  marchent
4.  on  aime
5.  vous parlez
6.  elle  mange

Slide 14 - Sleepvraag

Vertaal: Ik woon in Nieuwegein
en wij eten ijsjes (des glaces).
timer
1:00

Slide 15 - Open vraag

Passé Composé: Ik heb voetbal gespeeld.
A
Vous suis joué au foot.
B
Tu as joué au foot.
C
J'ai jouer au foot.
D
J'ai joué au foot

Slide 16 - Quizvraag

Passé Composé: Zij heeft een banaan gegeten.
A
Elle manger une banane
B
Elle a manger une banane.
C
Elle a mangé une banane.
D
Elle ai mangé une banane.

Slide 17 - Quizvraag

Vertaal: Ik heb gepraat met mijn vriend.
timer
1:00

Slide 18 - Open vraag

Hoe goed ken je de werkwoorden op -er al?
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll

Chap 6: Au travail


- Finir Partie A - B
- Vul -er, présent + PC (p30) in

- PARTIE C:
=Ensemble: 13ab, 14ab,
=Individuel: 15 ab  + blad kloktijden 

- Fini: blooket...
      

timer
15:00

Slide 20 - Tekstslide

Comment était le cours?
Vul de lesreflectie in je Studiewijzer in....
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll

au prochain cours!
DEVOIRS
  • Chapitre 6: Partie C
    ( 13 tm 15b)
  • Apprendre Partie A, B, C
  • être, avoir, -er
  • Kloktijden blad

Slide 22 - Tekstslide