§3.3 Geld lenen kost geld!

3 De bank en jouw geld
§3.3 Geld lenen kost geld!
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

3 De bank en jouw geld
§3.3 Geld lenen kost geld!

Slide 1 - Tekstslide

Planning

Slide 2 - Tekstslide

Les planning
Lesdoelen
Terug kijken op de vorige les
Uitleg + interactieve vragen
Hebben we de lesdoelen behaald?
Aan de slag

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen
In deze les leer je:
  • hoe je de kosten van een lening berekent
  • welke redenen je kunt hebben om geld te lenen
  • welke soorten leningen er zijn

Slide 4 - Tekstslide

Wat weet je nog van:
§3.2 Wat levert sparen op?

Slide 5 - Woordweb

welk belang de bank erbij heeft dat je spaart?

Slide 6 - Open vraag

Wat zijn de spaarmotieven?

Slide 7 - Open vraag

Wat is de formule voor enkelvoudige interest?

Slide 8 - Open vraag

Wat is de formule voor samengestelde rente?

Slide 9 - Open vraag

Wat betekend inflatie?

Slide 10 - Open vraag

Uitleg van de theorie
§3.3 Geld lenen kost geld!

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Krediet
Om bij een bank te lenen moet je meerderjarig zijn.
Lening: krediet.
Als je van de bank geld leent, betaal je rente als vergoeding voor het gebruik van hun geld.
Naast de rente moet je de lening zelf terugbetalen, dat is aflossen.
Het termijnbedrag of de termijn is het bedrag voor rente en aflossing samen.
De periode waarin je de lening afbetaalt, is de looptijd van de lening.

Slide 13 - Tekstslide

Leenmotieven
Redenen:
  1. Tijdelijk geldtekort
  2. Je wilt een duurzaam consumptiegoed kopen, zoals meubels of een auto (het is belangrijk dat het gebruik van hetgeen je koopt langer duurt dan de looptijd van de lening)
  3. Plotseling dringend geld nodig
  4. Voor het kopen van een huis. Het bedrag is te groot om bij elkaar te sparen

Slide 14 - Tekstslide

Lening terugbetalen
Als je geld hebt geleend moet je twee dingen terugbetalen

  1. Het leenbedrag (aflossen)
  2. Een vergoeding (rente)

Slide 15 - Tekstslide

Vormen van consumptiefkrediet
- Persoonlijke lening 
(aflossen in vooraf afgesproken termijnen)

- Doorlopend krediet 
(betaal je ook in maandtermijnen terug,
maar het afgeloste bedrag kun je weer opnemen)

- Salariskrediet
(tot een bepaald bedrag in het rood → hangt van je salaris af)

Slide 16 - Tekstslide

Hypothecaire lening
Hypothecaire lening (of hypotheek): lening voor de aankoop van een huis
  • Het huis dient als onderpand. Als je de rente en aflossing niet kunt betalen, mag de bank het onderpand verkopen.
  • Lage rente: vanwege het onderpand loopt de bank minder risico dan bij een lening zonder onderpand. Daarom is de rente lager dan bij een andere lening.
  • Lange looptijd: de looptijd van een hypotheek is vaak wel 30 jaar.

Slide 17 - Tekstslide

Persoonlijke lening

termijnbedrag x aantal maanden = totale kosten


totale kosten - lening = kredietkosten



Slide 18 - Tekstslide

Kredietkosten
De kredietkosten of kosten van de lening bestaan uit alles wat je méér terugbetaalt dan je geleend hebt.
   
Rente: vergoeding voor het lenen
Overige kosten: bijvoorbeeld voor het afsluiten van de lening

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Wat heb jij geleerd in
§3.3 Geld lenen kost geld!

Slide 30 - Woordweb

Noem een kredietvorm.

Slide 31 - Open vraag

Wat is rente?
A
Een vergoeding omdat je geld van de bank leent
B
Een extra lening
C
Meer geld dat je ter beschikking hebt
D
Een bedrag dat je moet aflossen

Slide 32 - Quizvraag

Welke rente is hoger?
A
de spaarrente
B
de kredietrente

Slide 33 - Quizvraag

Je leent €1.000 met een looptijd van twee jaar en betaalt in maandtermijnen van €100,-. Wat zijn de totale kosten?
A
€2000
B
€2200
C
€2300
D
€2400

Slide 34 - Quizvraag

Je leent €1.000 met een looptijd van twee jaar en betaalt in maandtermijnen van €100,-. Wat zijn de kredietkosten?
A
€1000
B
€1200
C
€1300
D
€1400

Slide 35 - Quizvraag

Ik weet nu hoe ik de kosten van een lening bereken
Ja
Nee
Ik wil hier meer over weten

Slide 36 - Poll

Ik weet nu welke redenen je kunt hebben om geld te lenen
Ja
Nee
Ik wil hier meer over weten

Slide 37 - Poll

Ik weet nu welke soorten leningen er zijn
Ja
Nee
Ik wil hier meer over weten

Slide 38 - Poll

extra uitleg

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Video

Slide 41 - Video

Slide 42 - Video

Slide 43 - Video

Slide 44 - Video