22-11 A1C- comparisons + classroom olympics

WELCOME
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

WELCOME

Slide 1 - Tekstslide

Today's lesson
  • Welcome
  • Silent reading & check homework 
  • Grammar: comparisons
  • Game: classroom olympics
  • The end

Slide 2 - Tekstslide

Silent reading
10 min
put the homework on your table so I can check it!

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Comparisons
We gebruiken vaak 'comparisons' om mensen, dieren, dingen met elkaar te vergelijken.

'Comparisons' komt van het werkwoord 'to compare', wat 'vergelijken' betekent.

Slide 5 - Tekstslide

korte woorden: -er / -est
Bij woorden van één lettergreep gaan de trappen als volgt:

big - bigger than - the biggest
tall - taller than - the tallest
smart - smarter than - the smartest

Slide 6 - Tekstslide

The man is old

The other man is older

The woman is the oldest

Slide 7 - Tekstslide

The cyclist is fast

The car is faster

The plane is the fastest

Slide 8 - Tekstslide

lange woorden: more / most
Bij woorden van twee of meer lettergrepen gaan de trappen als volgt:

beautiful - more beautiful than - the most beautiful
interesting - more interesting than - the most interesting
stunning - more stunning than - the most stunning

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Comparatives and superlatives
expensive
more expensive
most expensive

Slide 11 - Tekstslide

Let op! Uitzondering 1
Woorden van twéé lettergrepen op -y krijgen 
óók -er / -est, maar denk om de spelling!

happy - happier than - the happiest

pretty - prettier than - the prettiest

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Let op! Uitzondering 2
Uit je hoofd leren

good - better than - the best

bad - worse than - the worst

Slide 14 - Tekstslide

Classroom Olympics
We're going to play a game
I need two volunteers that can think fast

Slide 15 - Tekstslide

Er staan straks twee rijen met woordjes op het bord. Draai met je rug naar het bord. Ik zeg één van die woordjes. Degene die dat woord als eerste heeft doorgestreept wint die ronde. We spelen drie rondes.

We want to find out who is the FASTEST!

Slide 16 - Tekstslide

calendar
midnight
past
weekly
monthly
century
daily
outfit
accessory
diary
suit
calendar
midnight
past
weekly
monthly
century
daily
outfit
accessory
diary
suit
to match
to pick out
jumper
to recommend
brand
tie
to zip up
more often
to tell the time
old-fashioned
to be on sale


to match
to pick out
jumper
to recommend
brand
tie
to zip up
more often
to tell the time
old-fashioned
to be on sale


Slide 17 - Tekstslide

Wie was er snel, sneller, het snelst?

Vertel in het Engels!

In the first round...

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Classroom Olympics in groups
  • Play the 3 games 
  • One will be the judge
  • Write down full sentences afterwards, using the comparisons and superlatives that you've just learned! Write 2 sentences per game.
- If you don't want to participate in the games that's okay! 
Just observe.

Slide 20 - Tekstslide

Game 1: 
Stare down
Wie kan het langst niet lachen
Game 2:
Arm wrestle!
Wie is het sterkst?

Game 3:
Rock-paper-scissors!
Wie heeft het meest geluk?
Done? 
Write the 6 sentences!

Slide 21 - Tekstslide

The results!

Slide 22 - Tekstslide