Par. 3.2 Democratie in Nederland

3.2 DEMOCRATIE IN NEDERLAND
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

3.2 DEMOCRATIE IN NEDERLAND

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen opschrijven
1. Wat veranderde door de grondwet van 1848?
2. Hoe werd het kiesrecht uitgebreid?

3 minuten

Zelfstandig en in stilte
Eerder klaar? Lees "De grondwet van 1848" op blz. 44
timer
3:00
Volgende les:
  1. Hoe werd Nederland vanaf 1815 bestuurd?
  2. Waarom kwam België in opstand?
  3. Wie waren de liberalen?
  4. Waarom gaf koning Willem II Thorbeck de opdracht om een nieuwe grondwet te schrijven?

Slide 2 - Tekstslide

Studiewijzer
9/11: Par. 3.1 Industrie en samenleving
13-14/11: Par. 3.1 Industrie en samenleving
16/11: Par. 3.1 Industrie en samenleving
20-21/11: Par. 3.1 Industrie en samenleving
23/11: Par. 3.2 Democratie in Nederland
27-28/11:  Par. 3.2 Democratie in Nederland
30/11: Herhalingsles
4-5/12: SO par. 3.1 en 3.2
7/12: Par. 3.3 Politiek en samenleving
11-12/12: Par. 3.3 Politiek en samenleving
14/12: Par. 3.4 Westerse wereldrijken 
18-19/12: Par. 3.4 Westerse wereldrijken 
21/12: extra 
Kerstvakantie

TOETSWEEK P2
HOOFDSTUK 3

Slide 3 - Tekstslide

Programma
1. Huiswerk
2. Uitleg par. 3.2
3. Opdrachten afmaken en bespreken
4. Leerdoelen antwoorden
5. Afsluiten



Werkboek blz. 50 opdrachten 1 en 2
Antwoord de leerdoelen in je schrift:
  1. Hoe werd Nederland vanaf 1815 bestuurd?
  2. Waarom kwam België in opstand?
  3. Wie waren de liberalen?
  4. Waarom gaf koning Willem II Thorbeck de opdracht om een nieuwe grondwet te schrijven?

Slide 4 - Tekstslide

Het bestuur van Nederland vanaf 1815
Achtergrond:
  • Napoleon werd verslagen
  • Congres van Wenen
  • Willem I wordt koning. 
  • De Nederlanden was een constitutionele monarchie

Slide 5 - Tekstslide

Wat betekent "constitutionele monarchie?"

Slide 6 - Open vraag

1. Hoe werd Nederland vanaf 1815 bestuurd?
Nederland had een parlement: de Staten-Generaal

Eerste Kamer: gekozen door de koning.
Edelen en regenten kozen de leden van de Provinciale Staten, de volksvertegenwoordiging van de provincies. 

Tweede Kamer: gekozen door de leden van de Provinciale staten.
Samen vormen ze het parlement

Slide 7 - Tekstslide

Wie kiest NU de leden van de Tweede kamer?
A
De koning
B
De Provinciale Staten
C
Het volk
D
De Tweede Kamer

Slide 8 - Quizvraag

Wie had vanaf 1815 de macht?
Het parlement moest nieuwe wetten goedkeuren, maar had weinig macht. 

  • De koning was het staatshoofd en regeringsleider
Koning Willem I was staatshoofd (de persoon met het hoogste gezag in de staat) en regeeringsleider (aanvoerder van de regering die bestond uit hemzelf en zijn ministers).


Slide 9 - Tekstslide

Hoe veel macht had de koning?
  • Ministers benoemen en ontslagen. 
  • Hij besliste in zijn eentje over het leger, de buitenlandse politiek en de kolonies. 
  • Mocht geld uitgeven zonder het parlement te informeren. 

Tot 1830 een autoritaire bestuur... en de Belgen waren ontevreden!

Slide 10 - Tekstslide

Een staatshoofd is...
A
De baas van de Tweede Kamer.
B
Persoon met het hoogste gezag in het land.
C
De eerste minister

Slide 11 - Quizvraag

De regeringsleider is...
A
Aanvoerder van de regering.
B
Aanvoerder van het leger.
C
Voorzitter van de Eerste Kamer.

Slide 12 - Quizvraag

Wie had de macht in de Nederlanden in 1815?
A
De Staten-Generaal
B
Alleen de Eerste Kamer
C
De Provinciale Staten
D
De koning

Slide 13 - Quizvraag

Wie heeft de macht in Nederland nu?
A
De koning
B
De Staten-Generaal
C
De minister president
D
De regering.

Slide 14 - Quizvraag

Belgische Revolutie (Opstand)
1830-1839

Gevolgen:
- 1839: Nederland erkent onafhankelijk België
- NL verliest groot deel van industrie en grondstofbronnen
- 1840: Willem I afstand v/d troon >> Willem II de nieuwe koning
2. Waarom kwam België in opstand?

Slide 15 - Tekstslide

3. Wie waren de liberalen? (1)
Burgers die streven naar meer vrijheid zijn liberalen

  • Het parlement moet door verstandige burgers worden gekozen.
  • De regering moest het parlement controleren. 

  • Het liberalisme is een politieke stroming.
  • Partijen zoals de VVD en PVV zijn liberaal. 

Slide 16 - Tekstslide

Liberalen (2)
Fabrikanten, ondernemers, bankiers steunden de liberalen.
De overheid moest zich zo min mogelijk met de economie bemoeien.
Zo min mogelijk regels.

Slide 17 - Tekstslide

De liberalen zijn voor meer..
A
Gelijkheid
B
Vrijheid
C
Gelovigen
D
Macht van de koning

Slide 18 - Quizvraag

Wie waren de Liberalen?
A
Mensen die wilde dat de koning een dictator zou worden
B
Mensen die de macht van de koning wilden beperken
C
Mensen die samenwerkten met de koning
D
mensen uit de Provinciale Staten

Slide 19 - Quizvraag

Willem II
  • Willem II volgde in 1840 zijn vader op.
  • Hij regeerde net zo als zijn vader.
  • Willem II was de baas en de ministers zijn assistenten.
  • Willem II zette de grondwet en het parlement buitenspel.

Willem I trad af omdat hij niet wilde dat ministers voortaan elk besluit van de koning mee ondertekenden. Daardoor zou hij niet meer alleen kunnen beslissen. Willen I accepteerde die beperkingen van zijn macht. 

Slide 20 - Tekstslide

Koning Willem II
Willem II regeerde in feite alleen.

Koning Willem II wilde helemaal geen veranderingen.
Grondwetswijzigingen werden door hem altijd afgewezen.

Slide 21 - Tekstslide

1848
In 1848 was het onrustig in Europa.
Revoluties in Frankrijk, Pruisen en Oostenrijk.
Ook op de Dam in Amsterdam was het onrustig.

Slide 22 - Tekstslide

4. Waarom gaf koning Willem II Thorbeck de opdracht om een nieuwe grondwet te schrijven?
In 1848 "veranderde koning Willem II in 1 nacht van conservatief in liberaal."
Koning Willem II was bang voor een revolutie en vroeg Thorbecke om een nieuwe grondwet te schrijven!

Slide 23 - Tekstslide

Wie was de minister-president die de grondwet ging wijzigen?
A
Thorbecke
B
van Houten
C
Kuyper
D
Troelstra

Slide 24 - Quizvraag

Waarom wilde Thorbecke de grondwet wijzigen?
A
Arme mannen moesten ook kunnen stemmen
B
De macht moest bij de rijke burgers komen te liggen
C
Het parlement moest zijn macht aan de koning afstaan
D
Er moest ook stemrecht voor vrouwen komen

Slide 25 - Quizvraag

Slide 26 - Video

Afgelopen les...
  • Belgische Revolutie
  • Liberalen en Thorbecke
  • Willem II wordt liberaal
  • 1848: revolutie jaar in Europa
  • Willem II vraagt Thorbecke om een nieuwe grondwet te schrijven!

Slide 27 - Tekstslide

Nieuwe grondwet
  • Parlementaire stelsel (het parlement heeft het hoogste gezag en controleert de regering. De regering mag alleen geld uitgeven met toestemming van het parlement).
  • De koning is nog steeds staatshoofd, maar geen regeringsleider. Dat werd de minister-president (aanvoerder van de ministers).
  • Kabinet: komen bij elkaar in het ministerraad
  • Tweede Kamer wordt gekozen door het volk en de Eerste Kamer door de Provinciale Staten. 

Slide 28 - Tekstslide

Rechtstreekse verkiezingen
Om de vier jaar kwamen er rechtstreekse Tweede Kamerverkiezingen.
Mannen die een bepaald bedrag aan belasting betaalden mochten stemmen.
Beperkt kiesrecht: censuskiesrecht.

Slide 29 - Tekstslide

Algemeen kiesrecht 
Mannen: 1917
Vrouwen: 1919

Nederland werd een parlementaire democratie: bestuurssysteem waarin de regering afhankelijk is van een parlement dat met algemeen kiesrecht is gekozen. 

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Video

Opdrachten afmaken en bespreken
Blz. 50  Maak opdracht 5 en 6
Max 15 minuten
Zelfstandig en in stilte
Eerder klaar? Antwoord de leerdoelen!
timer
15:00

Slide 32 - Tekstslide

Leerdoelen antwoorden
Schrijf een verhaal:
  1. Wat veranderde door de grondwet van 1848?
  2. Hoe werd het kiesrecht uitgebreid?

timer
10:00

Slide 33 - Tekstslide

Leerdoelen beantwoorden
  1. Hoe werd Nederland vanaf 1815 bestuurd?
  2. Waarom kwam België in opstand?
  3. Wie waren de liberalen?
  4. Waarom gaf koning Willem II Thorbeck de opdracht om een nieuwe grondwet te schrijven?

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Video

Geef de les een cijfer
0100

Slide 36 - Poll