8-2 Hoofdletters+mening/feit

Goedemorgen
Ga op je plek zitten en start je laptop op
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Goedemorgen
Ga op je plek zitten en start je laptop op

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag!
Deel 1: Uitleg + oefenen hoofdletters
Deel 2: Uitleg + oefenen feit/mening
Deel 3: Schrijfopdracht
Tijd over? Eigen oefentijd: www.cambiumned.nl

Slide 2 - Tekstslide

Wat ga je leren?

- Aan het einde van deze les weet je wanneer je hoofdletters moet gebruiken en kan je hoofdletters op de juiste plaats toepassen in een tekst.

Slide 3 - Tekstslide

HOOFDLETTERS

Waarom?


1) Hoofdletters maken een tekst duidelijker en beter te lezen.


2) De lezer kan de tekst zo ook veel beter begrijpen.

Slide 4 - Tekstslide

Hoofdletter aan het begin van een zin
Aan het begin van een zin:
  • Je begint een zin met een hoofdletter.

Als de zin met een afgekort woord begint, verschuift de hoofdletter naar het tweede woord:
  • 's Ochtends sta ik vroeg op.
  • 't Was vanochtend wel erg koud.

Slide 5 - Tekstslide

Hoofdletter aan het begin van een zin
Uitzondering: Als de zin met een cijfer of symbool begint, schrijf je geen hoofdletter aan het begin van de zin.
  • €15 betaalde hij voor het boek.
  • 86 jaar geleden werd mijn opa geboren.

Slide 6 - Tekstslide

Wat is goed geschreven?
A
't is niks voor mij.
B
'T is niks voor mij.
C
't Is niks voor mij.
D
'T Is niks voor mij.

Slide 7 - Quizvraag

Hoofdletter bij namen van personen
Je schrijft een hoofdletter bij voor- en achternamen, doopnamen en voorletters:
  • Sophie Jansen
Aanspreektitels (mevr.) en tussenvoegsels (van der) krijgen geen hoofdletter.
  • fam. Berkmans
  • Bert van den Brink

Slide 8 - Tekstslide

Hoofdletter bij namen van personen
Wanneer er voor het tussenvoegsel geen voornaam of voorletter wordt genoemd, krijgt het tussenvoegsel wel een hoofdletter.
  • meneer De Vries
Bij een tweede achternaam krijgt het tussenvoegsel geen hoofdletter.
  • mevrouw de Ven - de Vries 

Slide 9 - Tekstslide

Wat is goed geschreven?
A
meneer Jansen
B
Meneer Jansen
C
meneer jansen
D
Meneer jansen

Slide 10 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
Joey Jansen
B
Joey jansen
C
joey jansen
D
joey Jansen

Slide 11 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
Lisa de Vries
B
Lisa De vries
C
Lisa De Vries
D
lisa de vries

Slide 12 - Quizvraag

Hoofdletter bij namen van organisaties, merken, producten
Organisaties, merken en producten krijgen een hoofdletter.
  • Apple
  • Verenigde Naties
Soms gebruiken bedrijven de hoofdletters afwijkend van de regel, je neemt dit dan over.
  • iPhone

Slide 13 - Tekstslide

Wat is goed geschreven?
A
pepsi max
B
Pepsi Max
C
Pepsi max
D
pepsi Max

Slide 14 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
dansschool style
B
Dansschool style
C
dansschool Style
D
Dansschool Style

Slide 15 - Quizvraag

Hoofdletter bij aardrijkskundige namen
Bij aardrijkskundige namen van landen, steden, rivieren enzovoort gebruik je een hoofdletter.
  • Eindhoven
  • Amerika
  • de Rivierenlaan
  • de Himalaya

Slide 16 - Tekstslide

Wat is goed geschreven?
A
het eiland ameland
B
het Eiland Ameland
C
Het Eiland Ameland
D
het eiland Ameland

Slide 17 - Quizvraag

Hoofdletter bij woorden die van namen zijn afgeleid
Bij woorden die van namen (van landen) zijn afgeleid  gebruik je een hoofdletter.
  • Amerikaanse president
  • Engelse drop
Ook bij volken, talen of dialecten gebruik je een hoofdletter.
  • Fransman
  • Limburgs dialect

Slide 18 - Tekstslide

Wat is goed geschreven?
A
belgische gerechten
B
belgische Gerechten
C
Belgische Gerechten
D
Belgische gerechten

Slide 19 - Quizvraag

Hoofdletter bij historische gebeurtenissen en feestdagen
Historische gebeurtenissen en feestdagen schrijf je met een hoofdletter.
  • Koude Oorlog
  • Vaderdag
  • Kerstmis
Maar bij samenstellingen met feestdagen schrijf je geen hoofdletter: vaderdagontbijt

Slide 20 - Tekstslide

Geen hoofdletter
Seizoenen, maanden en gewone dagen krijgen geen hoofdletter.
  • zaterdag
  • januari

Slide 21 - Tekstslide

Met of zonder hoofdletter?
A
maandag
B
Maandag

Slide 22 - Quizvraag

Met of zonder hoofdletter?
A
December
B
december

Slide 23 - Quizvraag

Welk woord schrijf je met een hoofdletter?
A
kerstmis
B
december
C
kerstviering
D
kerstboom

Slide 24 - Quizvraag

Welk woord schrijf je met een hoofdletter?
A
winkel
B
supermarkt
C
lidl
D
aanbieding

Slide 25 - Quizvraag

Welk woord schrijf je met een hoofdletter?
A
adres
B
postcode
C
nederland
D
woonplaats

Slide 26 - Quizvraag

Welk woord schrijf je niet met een hoofdletter?
A
portugees
B
auto
C
portugal
D
frankrijk

Slide 27 - Quizvraag

Welk woord schrijf je niet met een hoofdletter?
A
gelredome
B
arena
C
kuip
D
stadion

Slide 28 - Quizvraag

Deel 2
Feiten en meningen

Slide 29 - Tekstslide

Feit                                Mening
Het is zo.                                                                                                      wat iemand vindt
Het is echt gebeurd.                                                         Het is voor iedereen anders
Je kunt het controleren.                     Iedereen kan een andere mening hebben

Slide 30 - Tekstslide

Wat is waar over een mening?
A
Dit is voor iedereen hetzelfde
B
Piet kan een ander antwoord geven dan Jan
C
Het antwoord is voor Jan precies hetzelfde als voor Piet.

Slide 31 - Quizvraag

Feit of mening?
Hij praat heel snel.
A
mening
B
feit

Slide 32 - Quizvraag

Feit of mening?

Jan werkt erg hard.
A
feit
B
mening

Slide 33 - Quizvraag

Feit of mening:
Vandaag is het donderdag.
A
feit
B
mening

Slide 34 - Quizvraag

Het is hier ijskoud!
A
feit
B
mening

Slide 35 - Quizvraag

Ik heb gewoon kippenvel!
A
feit
B
mening

Slide 36 - Quizvraag

13 x 13 = 169
A
feit
B
mening

Slide 37 - Quizvraag

Staat hier een feit, mening of argument?

Omdat hij vreemde ideeën heeft.
A
argument
B
Mening
C
feit

Slide 38 - Quizvraag

Staat hier een feit, mening of argument?

Omdat hij goede standpunten heeft.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 39 - Quizvraag

Feit of mening?

Sigaretten bevatten nicotine en teer.
A
Feit
B
Mening

Slide 40 - Quizvraag

Staat hier een feit, of mening?

Morgen moet ik naar de tandarts.
A
Feit
B
Mening

Slide 41 - Quizvraag

Staat hier een feit, mening of argument?

Omdat hij goede standpunten heeft.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 42 - Quizvraag

Staat hier een feit of mening?

Nederlands is het leukste vak op school.
A
Feit
B
Mening

Slide 43 - Quizvraag

Ik vind het hier lekker warm.
A
feit
B
mening

Slide 44 - Quizvraag

Ik heb een hekel aan vroeg opstaan.
A
feit
B
mening

Slide 45 - Quizvraag

Amsterdam is de hoofdstad van Nederland.
A
feit
B
mening

Slide 46 - Quizvraag

Staat hier een feit of mening?

Als je te laat bent, dan moet je je melden.
A
Feit
B
Mening

Slide 47 - Quizvraag

Nu aan de slag:

Zoek op internet een onderwerp op dat jij interessant vindt.

Schrijf in Word een stukje tekst hierover met 5 meningen én 5 feiten erin. Geef de meningen en feiten beide een kleur.
Denk ook aan de hoofdletters..... ;)

Minstens 15 zinnen
5 meningen
5 feiten

Slide 48 - Tekstslide