herhaling chromatografie H10 voor 6V

herhaling analyse
Chromatografie 
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

herhaling analyse
Chromatografie 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorkennis: Wanneer is een binding in een molecuul een polaire binding?

Slide 2 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Polaire binding
Apolaire binding
OH binding
CO binding
CH binding
NH binding
HH binding

Slide 3 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Polaire molecuul
Apolair molecuul
Waterstof
Methaan
Methanol
Waterstofchloride
Koolstofdioxide
Water

Slide 4 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voorkennis: Waterstofbruggen
  • Een waterstofbrug is simpelweg een sterke dipool-dipool binding.
  • Bij OH-groep of NH-groep
  • Er zijn ook waterstofbrug ontvangende atomen (bv F)

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dipool-dipool binding
Waterstofbruggen
Alleen vanderwaalsbindingen
Water
Methaan
Ammoniak
Benzeen
waterstofchloride

Slide 6 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet waterstofbruggen, vanderwaalskrachten en dipool-dipool bindingen op volgorde van sterkste tot zwakste intermoleculaire bindingen

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

papierchromatografie of dunnelaag chromatografie (TLC)

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

verdelingsconstante
Welke van de vlekken heeft de hoogste Kv?

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoogste Kv?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij kolom-chromatografie worden stoffen gescheiden door de stoffen in een 'kolom' met stationaire fase-materiaal te gieten. 
Stoffen die goed hechten aan de stationaire fase, komen er later vanaf. In het plaatje: blauw is het langzaamst.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

chromatografie is een analyse methode waarbij gescheiden wordt op basis van...(meerdere antwoorden mogelijk)
A
oplosbaarheid van de stof in de loopvloeistof
B
adsorptie van de stof aan de stationaire fase
C
polariteit van de stof en van de loopvloeistof
D
hydrofoob/hydrofiel zijn van de stof en van de stationaire fase

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gaschromatografie
  • Analysemethode veelgebruikt bij geneesmiddelen en geurstoffen
  • Lijkt op papierchromatografie!
  • Bevat ook een stationaire en een mobiele fase

Slide 13 - Tekstslide

De tijd die een stof nodig heeft om van het injectie punt naar de detector te gaan heet de retentietijd
Kwalitatief vs Kwantitatief
  • We kunnen twee dingen uitvinden met gaschromatografie!
  • Een kwalitatief resultaat dat laat zien welke stof aanwezig is.
  • Een kwantitatief resultaat dat aanduid hoeveel van een bepaalde stof aanwezig is

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Analyse met gaschromatographie
Het signaal op de detector word verzonden naar een computer die er een gaschromatogram van maakt.

Slide 15 - Tekstslide

  • De detector registreert waneer een een bestanddeel van van het mengsel voorbij komt en sent een signaal door.
  • Uit het patroon van de pieken is op te maken uit hoeveel en welke componenten het mengsel bestaat
  • Het piekoppervlak is een maat voor de hoeveelheid stof die de detector passeert. Hieruit is dus een mol verhouding te bepalen.
De stationaire fase van de kolom was
A
hydrofoob
B
hydrofiel

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

stationaire fase hydrofoob of hydrofiel
pentaan (5 C)) is sneller uit de kolom dan heptaan (7C) . Heptaan is apolairder (hydrofober) dan pentaan. Dus stationaire fase is hydrofoob 

Slide 17 - Tekstslide

  • De detector registreert waneer een een bestanddeel van van het mengsel voorbij komt en sent een signaal door.
  • Uit het patroon van de pieken is op te maken uit hoeveel en welke componenten het mengsel bestaat
  • Het piekoppervlak is een maat voor de hoeveelheid stof die de detector passeert. Hieruit is dus een mol verhouding te bepalen.
Retentietijd en stationaire fase
  • Een polaire stof adsorbeert goed aan een polaire stationaire fase want deze stoffen kunnen dipool-dipool bindingen en waterstof bruggen met elkaar aangaan.
  • Een polaire stof adsorbeert slecht aan een apolaire stationaire fase
  • Oftewel afhankelijk van de stationaire fase is de retentie tijd langer of korter van een stof

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer de stationaire fase polair is...

A
bereikt een hydrofobe stof eerder de detector dan een hydrofiele stof
B
bereikt een hydrofiele stof eerder de detector dan een hydrofobe stof

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

druk op het luidsprekertje voor toelichting
Je ziet twee pieken, dus twee verschillende stoffen: een mengsel

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer je gaschromatografie als kwantitatieve analysemethode toepast...
A
gebruik je de hoogtes van de pieken
B
gebruik je de breedtes van de pieken
C
gebruik je de oppervlaktes onder de pieken
D
gebruik je de retentietijden van de pieken

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

druk op het luidsprekertje voor toelichting

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

samenvattend: eigenschappen belangrijk bij chromatografie
bepalend voor de scheiding/retentie tijd zijn:
- stationaire fase en loopvloeistof of draaggas
- polariteit en/of hydrofiliciteit van de stoffen
denk aan: soort zoekt soort! 
polair blijft langer bij de polaire fase
polair: bijv -OH of -NH of C=O of C-Cl
(zoek het eventueel op, verschil in elektronegativiteit, Binas 40A)
apolair: C-H en aromatisch (ringstructuren, alleen VDW)

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geef de volgorde waarin de onderstaande stoffen uit een polaire kolom komen.
Als 1e
Als 2e
Als 3e
Als 4e
Als 5e
Propaan
Pentaan
Ether
Ethanol
Ethaan-1,2-diol

Slide 24 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak kloppend door groot of klein in te vullen:
1. De oplosbaarheid van een stof die hoog op een papierchromatogram eindigt is ...
2. Het absorptievermogen van die stof is ...
A
1. Groot, 2. Groot
B
1. Groot, 2. Klein
C
1. Klein, 2. Klein
D
1. Klein, 2. Groot

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak kloppend door groot of klein in te vullen:
1. De retentietijd van een stof die goed hecht aan de stationaire fase is ...
2. De retentietijd van hexaan op een polaire kolom is ...
A
1. Groot, 2. Groot
B
1. Klein, 2. Klein
C
1. Groot, 2. Klein
D
1. Klein, 2. Groot

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies