Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord

Een (on)voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Een (on)voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord

Slide 1 - Tekstslide

DOEL

- je weet (on)voltooide deelwoorden moet spellen als ze als bijvoeglijk naamwoord worden gebruikt
(on)voltooid deelwoord als 
bijvoeglijk naamwoord

Slide 2 - Tekstslide

VOLTOOID DEELWOORD

In veel zinnen komt een voltooid deelwoord voor:


- Het vliegtuig is op Schiphol geland

- Robin heeft geen straf gekregen.

- Ik heb mijn kamer opgeruimd.

- Sonja heeft haar zonnebril gepoetst.

- Mijn ouders zijn gisteren vertrokken.


Slide 3 - Tekstslide

VOLTOOID DEELWOORD
als bijvoeglijk naamwoord

Een voltooid deelwoord kan ook als 
bijvoeglijk naamwoord worden gebruikt. 
Het zegt dan iets over een zelfstandig naamwoord.

- De opgeruimde kamer
- De opgepoetste zonnebril

Slide 4 - Tekstslide

ONVOLTOOID DEELWOORD als

BIJVOEGLIJK NAAMWOORD



Schrijf het woord zo kort en eenvoudig mogelijk.


OVD = Blaffend stond de hond aan het hek.

BN = De blaffende hond stond aan het hek.

Slide 5 - Tekstslide

vallen
De _______ ster.

Slide 6 - Open vraag

slachten
De _______ koe.

Slide 7 - Open vraag

slachten
De _______ slager.

Slide 8 - Open vraag

pakken
De _______ crimineel.

Slide 9 - Open vraag

pakken
Het _______ slot van het verhaal.

Slide 10 - Open vraag

verhuizen
De _______ buren.

Slide 11 - Open vraag

De _____ uitzendkrachten kwamen in opstand tegen hun werkgever.
A
uitgebuite
B
uitgebuitte

Slide 12 - Quizvraag

Het door brand _____ winkelcentrum wordt gesloopt.
A
verwoeste
B
verwoesten

Slide 13 - Quizvraag

Voor elke ____ euro krijg je een spaarzegel bij het tankstation.
A
besteedde
B
bestede

Slide 14 - Quizvraag

Wie was de eerst (kiezen) burgemeester?

Slide 15 - Open vraag

Gaston overhandigde de cheque aan de (verbazen) winnaar.

Slide 16 - Open vraag

DOEL

- je weet (on)voltooide deelwoorden moet spellen als ze als bijvoeglijk naamwoord worden gebruikt
(on)voltooid deelwoord als 
bijvoeglijk naamwoord

Slide 17 - Tekstslide