LE QUIZ FRANÇAIS klas 1

Bonjour! 
Aujourd'hui 
on va faire
 un quiz!
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Bonjour! 
Aujourd'hui 
on va faire
 un quiz!

Slide 1 - Tekstslide

Le grand quiz Français

Slide 2 - Tekstslide

Les Règles
We doen 4 rondes (algemene kennis, foto's, sport en grammatica/woorden)...
Er zijn zinnige en onzinnige vragen....
Allemaal gaan ze over Frankrijk en de Franse cultuur...
Misschien moet je soms gokken....
Misschien weet je ze...
Ik ben heel benieuwd....
Bonne chance!!
--> Top 5 verdienen wat lekkers!

Slide 3 - Tekstslide

TOUR 1: Culture Générale
(algemene kennis)

Slide 4 - Tekstslide

1. a: Wat is de hoofdstad van Frankrijk?
A
Marseille
B
Napoleon
C
Paris
D
Montréal

Slide 5 - Quizvraag

1. b: Hoeveel inwoners heeft Frankrijk ongeveer?
A
20 miljoen
B
100 miljoen
C
67 miljoen
D
17 miljoen

Slide 6 - Quizvraag

2. Grenst Frankrijk aan Nederland?
A
OUI
B
NON

Slide 7 - Quizvraag

3. Le France, La France,
L'France ou Les France?
(Is het LE of LA France?)
A
LE
B
LA
C
L'
D
LES

Slide 8 - Quizvraag

4. Wat is de naam van de hoogste berg van Frankrijk?
A
Mont Ventoux
B
Mont Blanc
C
Alpe d'Huez
D
Mount Everest

Slide 9 - Quizvraag

5. Frankrijk wordt bestuurd door een...
A
Koning
B
Prins
C
President
D
Keizer

Slide 10 - Quizvraag

6. Wanneer is de nationale feestdag in Frankrijk?
A
10 juin
B
16 mai
C
16 avril
D
14 juillet

Slide 11 - Quizvraag

7. Welke rivier stroomt er door Parijs?
A
Rhône
B
Seine
C
Loire
D
Garonne

Slide 12 - Quizvraag

8. Welk eiland hoort bij Frankrijk
A
Tenerife
B
Madeira
C
Corsica
D
Sardinië

Slide 13 - Quizvraag

9. Wat is het volkslied van Frankrijk?
A
La Marseillaise
B
Une seule nuit
C
Le chant des Paris
D
La concorde

Slide 14 - Quizvraag

10. Welk Frans kledingmerk heeft een haan als logo?
A
Petit Bateau
B
Le Coq Sportif
C
Lacoste
D
Esprit

Slide 15 - Quizvraag

TOUR 2: Le Tour des Photos
(De Fotoronde)

Slide 16 - Tekstslide

1. Welk vlag is de Franse?
A
B
C
D

Slide 17 - Quizvraag

2. Wat is de naam van dit monument?
A
Le Louvre
B
Le Notre Dame
C
La Tour Eiffel
D
l'Arc de Triomphe

Slide 18 - Quizvraag

3. Wie was geen Franse president?
A
B
C
D

Slide 19 - Quizvraag

4. Welk gebouw staat in Parijs?
A
B
C
D

Slide 20 - Quizvraag

5. Welk plaatje past bij deze zin? L'addition, s'il vous plaît!
A
B
C
D

Slide 21 - Quizvraag

6. Dit monument staat in:
A
Parijs
B
Amsterdam
C
Nice
D
Brussel

Slide 22 - Quizvraag

7. Welke route neem je om in Zuid-Frankrijk te komen?
A
B
C
D

Slide 23 - Quizvraag

8. Welk merk is niet Frans?
A
B
C
D

Slide 24 - Quizvraag

8. C'est qui?

A
Willem-Alexander
B
Juan Carlos
C
Louis XIV
D
Vladimir Putin

Slide 25 - Quizvraag

9. Wat is de naam van dit museum?
A
Le Louvre
B
Paleis van Versailles
C
De Champs-Elysées
D
Centre Pompidou

Slide 26 - Quizvraag

10. In welke animatiefilm speelt deze muis?
A
Madagascar
B
Stuart Little
C
Ratatouille
D
The secret life of pets

Slide 27 - Quizvraag

TOUR 3: Le sport

Slide 28 - Tekstslide

1. Wat is het tenue van het Franse elftal?
A
B
C
D

Slide 29 - Quizvraag

2. Wat is de bijnaam van het Franse voetbalelftal?
A
Les roses
B
Les oranges
C
Les bleus
D
Les blancs

Slide 30 - Quizvraag

3. Op welke sport heeft de jaarlijkse 'Tour de France' betrekking?
A
Wielersport
B
Autosport
C
Atletiek
D
Paardrijden

Slide 31 - Quizvraag

4. Welk grandslam tennistoernooi wordt jaarlijks in Parijs gehouden?
A
US Open
B
Wimbledon
C
Australian Open
D
Roland Garros

Slide 32 - Quizvraag

5. Welk spel/ welke sport wordt hiernaast afgebeeld?
A
Knikkerspel
B
Jeu de boules
C
Jeu de l'oie
D
les jeux olympiques

Slide 33 - Quizvraag

6. C'est quel sport?
A
La boxe
B
faire du cheval
C
La natation
D
jouer au football

Slide 34 - Quizvraag

7. Hoe heet deze sport?
A
Le karaté
B
Le judo
C
faire du cheval
D
La boxe

Slide 35 - Quizvraag

8. Hoe heet deze sport?
A
faire du cheval (l'équitation)
B
La natation
C
Le judo
D
jouer au hockey

Slide 36 - Quizvraag

9. Wat is populairste sport in Frankrijk?
A
Voetbal
B
Paardrijden
C
Jeu de boules
D
Hockey

Slide 37 - Quizvraag

10. C'est quel sport ?
A
Le rugby
B
Le badminton
C
Le tennis
D
Le hockey

Slide 38 - Quizvraag

TOUR 4: les mots & grammaire

Slide 39 - Tekstslide

1. C’est le père de mon père.


A
C'est ma tante.
B
C'est mon frère .
C
C'est mon grand-père.
D
C'est mon petit- enfant.

Slide 40 - Quizvraag

2. Traduisez: avoir
A
zijn
B
hebben
C
doen/maken
D
gaan

Slide 41 - Quizvraag

3. Faire est ...
A
un verbe régulier
B
un verbe irrégulier

Slide 42 - Quizvraag

4. Je ........ (être)
A
est
B
es
C
sommes
D
suis

Slide 43 - Quizvraag

5. Traduisez: faire
A
doen, maken
B
doen, hebben
C
hebben, zijn
D
doen, zijn

Slide 44 - Quizvraag

6. J'ai un frère. C'est .......... frère
A
mon
B
ton
C
ma
D
ses

Slide 45 - Quizvraag

7. le chat
A
de hond
B
de kat
C
het konijn
D
de vis

Slide 46 - Quizvraag

8. rouge
A
rood
B
wit
C
blauw
D
geel

Slide 47 - Quizvraag

9. traduisez: het is


A
C'est
B
Il y a
C
C'était
D
ça

Slide 48 - Quizvraag

10. Je (parler)
A
parle
B
parles
C
parlez
D
parlent

Slide 49 - Quizvraag

Et les gagnats sont ......

Slide 50 - Tekstslide

Au revoir! 
et bonnes vacances :)

Slide 51 - Tekstslide