02. Schoonmaak

Schoonmaakuitleg bij het vak:
Gebouwbeheer

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
Basismodule gebouwbeheerMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Schoonmaakuitleg bij het vak:
Gebouwbeheer

Slide 1 - Tekstslide

Waarom schoonmaken?       

  • Hygiëne
  • Veiligheid
  • Prettige sfeer
  • Voorkomen van vergiftigingen
  • Huishoudelijk schoon
  • Onderhoudsmiddelen zorgen voor beschermlaag 

Slide 2 - Tekstslide

Schoonmaakmiddelen
Aan het eind van deze les kan de  student: 
  • In eigen woorden uitleggen wat  de vier groepen schoonmaakmiddelen zijn
  • De  juiste schoonmaakmiddel bij het schoonmaken kiezen.

Slide 3 - Tekstslide

Waar denk je aan als je het woord
SCHOONMAAKMIDDEL hoort?



Slide 4 - Woordweb

Schoonmaakmiddelen kun je indelen in vier groepen. Noteer deze vier groepen.

Slide 5 - Open vraag

Om het beste resultaat te bereiken bij schoonmaken moet je het juiste schoonmaakmiddel kiezen. Schoonmaakmiddelen kun je indelen in vier groepen:
  1. Reinigingsmiddelen
  2. Onderhoudsmiddelen 
  3. Desinfecteermiddelen 
  4. Oplosmiddelen 

Slide 6 - Tekstslide

Wat gebruik jij voor het schoonmaken van een vet fornuis?
A
Chloor
B
vetoplosser
C
Azijn
D
Glassex

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de functie van onderhoudsmiddelen?
A
Dat materialen glanzen.
B
Dat materialen niet meer roesten.
C
Dat materialen geen bacterie meer bevatten.
D
Dat materialen een extra beschermlaagje krijgen.

Slide 8 - Quizvraag

Waar zorgen desinfecteermiddelen voor?
A
Dat alles schoon blijft
B
Dat alle vlekken worden verwijderd
C
Dat alles glanst
D
Dat de meeste micro-organismen doodgaan.

Slide 9 - Quizvraag

Is chloor een milieuvriendelijk schoonmaakmiddel?
A
Ja
B
Nee

Slide 10 - Quizvraag

Oplosmiddelen zijn milieugevaarlijk?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Waar denk je aan als je het woord
SCHOONMAAKREGEL hoort?

Slide 12 - Woordweb

Dit zijn de volgende schoonmaakregels waaraan jij je moet houden:








  1. Werk van schoon naar vuil;
  2. Werk van buiten naar binnen;
  3. Werk van hoog naar laag;
  4. Werk in een logische; werkvolgorde 

Slide 13 - Tekstslide

Frequentie en schoonmaakplan:
• Goede tijdsplanning maken; 
• Sommigen schoonmaak werkzaamheden mogen periodiek en jaarlijks schoongemaakt worden; 
• In het schoonmaakplan kun je de schoonmaakfrequentie vinden. Hierin kun je zien wat je moet schoonmaken, op welke manier en welke materialen en middelen je kan gebruiken.  

Slide 14 - Tekstslide

Op welke manier je schoonmaakt hangt af van:


1. Soort ruimte dat je schoonmaakt;  
2. De aard van de vervuiling;  
3. Het vereiste reinigingniveau.  

Slide 15 - Tekstslide

Hoog naar laag
Linksom of rechtsom 
logische werkvolgorde
buiten naar binnen 
Schoon naar vuil 

Slide 16 - Sleepvraag

Noem 3 verschillende gewoontes op waar schoonmaken afhankelijk van is:

Slide 17 - Open vraag

Schoonmaakmaterialen!





Aan het eind van deze les kan de student: 
  • Benoemen welke materialen er gebruikt moet worden bij  schoonmaakwerkzaamheden 

Slide 18 - Tekstslide

Waar denk je aan als je het woord
schoonmaakmaterialen hoort?

Slide 19 - Woordweb

Welke schoonmaakmaterialen zijn er?
• Emmers;
• Stofwisapparaat;
• Mopsteel;
• Stofzuiger;
• Materiaalwagen;
• Kunststof borstels.
• bezems 
• trekkers  

Slide 20 - Tekstslide

Pictogrammen!

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide