Milankovic: Afbraak en opbouw ijs

Afbraak en Opbouw: IJs
B117 - B118
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Afbraak en Opbouw: IJs
B117 - B118

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
  • Wat zijn de sturende mechanismen achter de ijstijden in het Pleistoceen?

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een ijstijd?
Ontstaat het makkelijkste bij een klein verschil tussen zomer en wintertemp.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Video

Glaciaal en interglaciaal
Glaciaal (IJstijd) = een koude periode waarin zich op het land uitgestrekte ijskappen vormen. (duren 80.000 tot 100.000 jaar)

Interglaciaal = De periode tussen glacialen waarin de aarde enkele graden opwarmt. (Duren 10.000 tot 20.000 jaar) 

Slide 6 - Tekstslide

Kwartair
Pleistoceen: glacialen en interglacialen
vanaf 1,8 miljoen jaar geleden. 
Moderne mens, 100.00 jaar geleden. 

Holoceen: opwarmende aarde, 
                                 vanaf 10.000 jaar geleden

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Klimaatverandering
In geschiedenis (pleistoceen) constante afwisseling van glacialen (ijstijden) en interglacialen (tussen ijstijden)

Slide 9 - Tekstslide

Waardoor ontstaan IJstijden?
  • Randvoorwaarden: ligging continenten (Albedo-waarde)
  • Sturende mechanismen: De Milankovitch variabelen

Slide 10 - Tekstslide

Ligging van de continenten
IJskappen kunnen alleen ontstaan op continenten. Een voorwaarde voor een ijstijd is dus dat er (veel) land in de buurt van de polen ligt.
We krijgen hierdoor een versterkte Albedo effect. 

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Weerkaatsing van zonlicht (Albedo- Effect)

  • In de dampkring zweven kleine deeltjes die het zonlicht terugkaatsen. Hoe meer deeltjes, hoe meer er teruggekaatst wordt.
  • Ook het aardoppervlak weerkaatst. Dat noem je het albedo-effect. Hoe witter het oppervlak, hoe meer er wordt teruggekaatst. En hoe lager de temperatuur blijft. Hoe meer ijs er smelt, hoe meer warmte er wordt opgenomen door het oppervlak en hoe sneller het ijs smelt.
  • Op deze manier zorgt het smelten van sneeuw op de Noordpool voor een extra opwarming.

Slide 13 - Tekstslide

Milankovic variabelen
  1. excentriciteit (cirkelvormige beweging van de aarde om de zon)
  2. Obliquiteit (scheefheid aardas)
  3. precessie (Tollen van de aardas) 

Slide 14 - Tekstslide

Excentriciteit
  • baan van de aarde rondom de zon
  • mate van cirkelvormigheid
  • varieert op tijdschaal van 100.000 jaar

Momenteel: 
redelijk cirkelvormig
Januari 7% meer zonne-energie dan juli

Bij hoge excentriciteit:
januari 20-30% meer zonne-energie dan juli

Slide 15 - Tekstslide

Obliquiteit (Scheefheid aardas)
  • De hoek van de aardas ten opzichte van de baan om de zon. 
  • hoe schever de aardas, hoe groter de verschillen tussen de seizoenen
  • varieert op tijdschaal van 41.000 jaar

Momenteel:
hoek van 23,5 graden
Groot verschil zomer en winter

Slide 16 - Tekstslide

Precessie
  • tollende beweging van de aarde
  • tolt meer of minder
  • varieert op een tijdschaal van 23.000 jaar

Momenteel:
tijdens winter het minst ver van de zon
Winter 7 dagen korter dan zomer

Slide 17 - Tekstslide

Milankovitch variabelen
Combinatie van de drie variabelen zorgen voor een verschil in ontvangen zonlicht van 0,1%

Kan leiden tot een temperatuurverschil van 5 graden.

Te verklaren vanuit aangroeien of afsmelten ijskappen.

Slide 18 - Tekstslide

Bekijk figuur 4.38 (pagina 79)

Slide 19 - Tekstslide