Wisk 5.3 - Rekenen met gewicht

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Wat was gewicht alweer?
A
grootheid
B
eenheid

Slide 4 - Quizvraag

eenheden van gewicht

Slide 5 - Woordweb

Wat is de afkorting van kilogram?
A
kilo
B
gram
C
g
D
kg

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de afkorting van gram?
A
g
B
gr
C
gram
D
kilo

Slide 7 - Quizvraag

Hoeveel kilogram is 1000 gram?
A
1
B
10
C
100
D
1000

Slide 8 - Quizvraag

Het meetinstrument van gewicht is
A
klok
B
meetlint
C
weegschaal
D
horloge

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Als iets heel veel weegt is het
A
licht
B
zwaar

Slide 20 - Quizvraag

Als iets heel weinig weegt is het
A
licht
B
zwaar

Slide 21 - Quizvraag

Een vrachtwagen weegt ongeveer 7
A
ton
B
kilogram
C
gram
D
milligram

Slide 22 - Quizvraag

Een zak met 12 appels weegt ongeveer 2
A
ton
B
kilogram
C
gram
D
milligram

Slide 23 - Quizvraag

2 potloden wegen samen ongeveer 12
A
ton
B
kilogram
C
gram
D
milligram

Slide 24 - Quizvraag

Een banaan weegt ongeveer 100
A
ton
B
kilogram
C
gram
D
milligram

Slide 25 - Quizvraag

Adam is 17 jaar oud. Hij weegt 65
A
ton
B
kilogram
C
gram
D
milligram

Slide 26 - Quizvraag

Karin heeft 2 kg appels. Yuri heeft 3 kg appels. Hoeveel kg hebben zij in totaal?

Slide 27 - Open vraag

Carlos weegt 54 kg. Jasper is 2 kg lichter. Hoe zwaar is Jasper?

Slide 28 - Open vraag

Meike koopt 6 pennen. Het gewicht per pen is 10 gram. Hoeveel wegen de pennen samen?
A
16 g
B
60 g
C
50 g
D
4 g

Slide 29 - Quizvraag

Piet heeft 300 gram vlees gekocht. Siem heeft 150 gram vlees. Hoeveel gram vlees hebben zij in totaal?
A
150 g
B
450 g
C
400 g
D
200 g

Slide 30 - Quizvraag

Mira heeft 300 mg kruiden. Ze doet 50 mg in de pan. Hoeveel heeft ze over?
A
350 mg
B
250 mg
C
200 mg
D
150 mg

Slide 31 - Quizvraag

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide