In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Lesdoelen
Aan het eind van de les:
- Kun je citaten correct opschrijven
- Kun je komma's op de juiste plaatsen zetten
- Weet je wanneer je een hoofdletter gebruikt
Slide 1 - Tekstslide
Hij kreeg een playstation geld en een nieuwe telefoon voor zijn verjaardag. Moet er in deze zin een komma?
A
ja
B
nee
Slide 2 - Quizvraag
Tussen de onderdelen van een opsomming hoort een komma.
A
waar
B
niet waar
Slide 3 - Quizvraag
Als je honger hebt eet je brood.
Moet er in deze zin een komma?
A
ja
B
nee
Slide 4 - Quizvraag
Tussen twee persoonsvormen hoort een komma.
A
waar
B
niet waar
Slide 5 - Quizvraag
Gisteravond was de straatverlichting een uur uitgevallen. Moet er een komma in deze zin?
A
ja
B
nee
Slide 6 - Quizvraag
Als de winkel sluit ga ik naar huis.
Komma in deze zin?
A
ja
B
nee
Slide 7 - Quizvraag
Na een uitroep aan het begin van de zin hoort een komma.
A
ja
B
nee
Slide 8 - Quizvraag
Hé, wat zeg je daar?
A
Goed gespeld
B
Fout gespeld
Slide 9 - Quizvraag
Hé ik wil eten drinken en slapen.
Hoeveel komma's nodig?
A
0
B
1
C
2
D
3
Slide 10 - Quizvraag
Als het mooi weer is ga ik graag naar het zwembad. Hoeveel komma's nodig?
A
0
B
1
C
2
D
3
Slide 11 - Quizvraag
Citeren = letterlijk weergeven
Hij zei: "Ik haat spinazie."
citaat
Hij zei dat hij spinazie haatte. (dit is niet letterlijk!)
Slide 12 - Tekstslide
Hij vertelde: "dat hij ziek was."
A
Fout
B
Goed
Slide 13 - Quizvraag
Moeder zei: "Pas goed op jezelf."
A
goed
B
fout
Slide 14 - Quizvraag
Wanneer gebruik je hoofdletters?
Slide 15 - Woordweb
Hoofdletters
Begin van de zin, ook bij citaat. (Let op: 's Ochtends)
Namen van
- aardrijkskundige plaatsen - Hilversum, Rijn, Turks
- goden en heilige zaken - Allah, God de Almachtige, Koran
- feestdagen - Kerst, Pasen
- historische periodes - de Tweede Wereldoorlog
- afkortingen die als naam gebruikt worden - PSV
Slide 16 - Tekstslide
Rest van de les
Maken blz. 228 opgave 2 t/m 5
Schrijf een tekstje/verhaaltje op je Chromebook. Zorg dat het verhaaltje ergens op slaat en zorg dat je zinnen goed lopen. Gebruik minimaal (niet minder dan) de volgende leestekens in je tekst: