Startes1 Unidad 9

viernes, 17 de octubre

clase online
Spaans 1 
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansHBOStudiejaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

viernes, 17 de octubre

clase online
Spaans 1 

Slide 1 - Tekstslide

el programa de hoy:
- herhaling belangrijkste werkwoorden
- schrijftips & zoek de fout opdracht
- herhaling voca 'la ropa' & 'las preposiciones'
- opdracht: indicar el camino
- quizvragen over alle hoofdstukken.
- leertips

Slide 2 - Tekstslide

los verbos 
tener        comer
ser            vivir
estar        comprar
ir                gustar
hacer       jugar
saber       poder
schrijf de betekenis op van deze werkwoorden
timer
3:00

Slide 3 - Tekstslide

hoe zeg je?
Ik speel.
A
Jugo
B
Juego
C
Hago
D
Haco

Slide 4 - Quizvraag

Vervoeg 'tener' in de wij vorm:
A
tengamos
B
tenimos
C
tenamos
D
tenemos

Slide 5 - Quizvraag

Hoe zeg je?
Ik ben in Madrid.
A
Soy en Madrid
B
Estoy en Madrid

Slide 6 - Quizvraag

Maria koopt twee appels in de supermarkt.

Slide 7 - Open vraag

Hoe zeg je?
Ik houd van aarbeien.

Slide 8 - Open vraag

Schrijftips
* Zorg voor hele zinnen: in iedere zin een vervoegd werkwoord.
* Neem ejercicio 1 van ieder hoofdstuk als basis.
* Zorg dat je 10 zinnen kunt maken per hoofdstuk.
* Houd de zinnen kort en simpel.
* Denk aan de zinsvolgorde in het Spaans (bijv. nw).
* verschil ser en estar!

Slide 9 - Tekstslide

busca el error
1. Mi padre es 53 años.
2. Laura compra una falda negro.
3. Las chicas vamos a la playa.
4. Jorge come muy tortillas.
5. Yo no gusto las vacaciones
6. Soy en el segundo año de mi estudio.

Slide 10 - Tekstslide

timer
1:00
vaqueros
zapatillas
botas
calcetines
abrigo
falda
vestido
camiseta
zapatos de tacón

Slide 11 - Sleepvraag

Sleep de Spaanse woorden naar de juiste kleuren.
amarillo
azul
negro
gris
rojo
verde
blanco
naranja
rosa
marrón

Slide 12 - Sleepvraag

Sleep de  vraagwoorden naar de juiste zin.
¿... están los probadores?
¿... cuesta?
¿... quieres comprar?
¿... le queda el jersey?
Dónde
Cuánto
Qué
Cómo

Slide 13 - Sleepvraag

Sleep de Spaanse woorden naar de juiste afbeelding
enfrente de
detrás de
encima de
debajo de
lejos de
a la derecha de
en
entre
cerca de
a la izuierda de

Slide 14 - Sleepvraag

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

¿Cómo se dice?
1. Ik werk in een supermarkt.
2. In het weekend ga ik vaak uit met vrienden.
Los fines de semana salgo con amigos.
3. Mijn favoriete gerecht is rijst met kip en tomaat.
Mi plato favorito es arroz con pollo y tomate.
4. Hoeveel kost de blouse?
¿Cuánto cuesta la blusa?
5. Anders nog iets?
¿Algo más? 
6. Om 15 uur drink ik koffie.
A las tres bebo café.
7. In de winter regent het veel.
En invierno llueve mucho.
8. Ik houd van broodjes met kaas.
Me gustan los bocadillos con queso.

Slide 17 - Tekstslide

leertips Mondeling
- bereid je zinnen zoveel mogelijk voor aan de hand van de woorden en zinnen uit het boek. Gebruik liever geen vertaalmachine als Google, hier krijg je soms rare vertalingen van. Of te moeilijke zinsconstructies.
- oefen hardop pratend tegen jezelf, of oefen met elkaar (via Teams) 
- praat rustig, neem je tijd!

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide