H3 rekenen met biljetten

Rekenen met biljetten
  • Samenstellen van bedragen
  • Biljetten optellen (totaalbedrag)
  • Biljetten wisselen 
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenPraktijkonderwijsLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Rekenen met biljetten
  • Samenstellen van bedragen
  • Biljetten optellen (totaalbedrag)
  • Biljetten wisselen 

Slide 1 - Tekstslide

Wel in een geldautomaat
Niet in een geldautomaat

Slide 2 - Sleepvraag

Geldautomaten in Nederland geven  alleen biljetten tot 50 euro uit. Bij de meeste automaten moeten bedragen in een veelvoud van 10 euro worden opgenomen en worden biljetten verstrekt van 10, 20 of 50 euro.  
Wil je grotere biljetten (zoals die van 100, 200 of 500 euro), dan kunt u geld opnemen bij het loket van uw bank en daar specifiek om vragen. Het minimale pinbedrag is bij de meeste geldautomaten 10 euro.

Slide 3 - Tekstslide

Kun je uit een geldautomaat voor €70,- halen?
A
ja
B
nee

Slide 4 - Quizvraag

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Wat kosten deze schoenen ongeveer?
A
B
C
D

Slide 7 - Quizvraag

Sleep het geld wat je nodig bent in het groene vak. Betaal gepast!
€22,-

Slide 8 - Sleepvraag

Sleep het geld wat je nodig bent in het groene vak. Betaal gepast!
€35,10

Slide 9 - Sleepvraag

Sleep het geld wat je nodig bent in het groene vak. Betaal gepast!
€17,-

Slide 10 - Sleepvraag

Sleep het geld wat je nodig bent in het groene vak. Betaal gepast!
€151,60

Slide 11 - Sleepvraag

Sleep het geld wat je nodig bent in het groene vak. Betaal gepast!
€105,10

Slide 12 - Sleepvraag

Sleep het geld wat je nodig bent in het groene vak. Betaal gepast!
€27,05

Slide 13 - Sleepvraag

Sleep het geld wat je nodig bent in het groene vak. Betaal gepast!
€160,-

Slide 14 - Sleepvraag

Schattend rekenen:

Slide 15 - Tekstslide

199+321 ≈
A
500
B
400
C
520
D
420

Slide 16 - Quizvraag

199+321 ≈

200+320=

200+320=520

199+321 ≈520

Slide 17 - Tekstslide

147+510 ≈
A
657
B
650
C
467
D
647

Slide 18 - Quizvraag

147+510 ≈

150+500=

150+500=650

147+510 ≈ 650

Slide 19 - Tekstslide

305+689≈

Slide 20 - Open vraag

Hoeveel biljetten van
€10,- passen er in €50,-?

Slide 21 - Open vraag

Hoeveel biljetten van €5,-
passen er in €50,-?

Slide 22 - Open vraag

Hoeveel biljetten van €20,-
passen er in €100,-?

Slide 23 - Open vraag

Hoeveel biljetten €10,-
van passen er in €100,-

Slide 24 - Open vraag

Hoeveel biljetten van €5,-
passen er in €100,-

Slide 25 - Open vraag

Wat is evenveel
waard?
A
B
C
D

Slide 26 - Quizvraag

Wat is evenveel
waard?
A
B
C
D

Slide 27 - Quizvraag

Verdeel dit geld
over 2 personen.
Ieder krijgt..?
A
€50,-
B
€45,-
C
€40,50
D
Dit kun je niet verdelen

Slide 28 - Quizvraag

Wat moeten de 2 doen
om het eerlijk te
kunnen verdelen?

Slide 29 - Open vraag

Slide 30 - Video

Heb je iets geleerd over: biljetten, rekenen met biljetten en de pinautomaat?
😒🙁😐🙂😃

Slide 31 - Poll