Werkwoordspelling herhaling en oefenen

Welkom!
Telefoon in de telefoontas? 

Pak alvast een Chromebook (nog niet inloggen!) en ga dan lekker zitten.






                                                                                                       Dinsdag 16 mei
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Telefoon in de telefoontas? 

Pak alvast een Chromebook (nog niet inloggen!) en ga dan lekker zitten.






                                                                                                       Dinsdag 16 mei

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doel en planning
Doel van de les: aan het einde van de les hebben we alles voor het so herhaald en geoefend

Planning van de les:
- herhaling theorie
- oefenen op de Chromebooks

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schema werkwoorden

blz. 290 van je boek


Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd:
Zo schrijf je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd:
  • ik? ik-vorm, ik bouw.
  • jij erachter? ik-vorm, bouw jij.
  • in alle andere gevallen! ik-vorm + t, hij bouwt.
  • in het meervoud het hele werkwoord, wij bouwen/ jullie bouwen

Bij twijfel: vul het werkwoord 'lopen' in.
Hoor je een 't'? Schrijf dan ook een 't'!

Slide 4 - Tekstslide


Hij vind/vindt snoepjes lekker.
Hij loopt snoepjes lekker. >> dus: vindt
Word/Wordt je vanmiddag opgehaald?
Loop je vanmiddag opgehaald? >> dus: Word
Zwakke werkwoorden
De persoonsvorm in de verleden tijd van zwakke werkwoorden schrijf je zo:
ik-vorm tt + de of te, stuiterde, fietste -> enkelvoud
ik-vorm tt + den of ten, stuiterden, fietsten -> meervoud

Om te bepalen of je de(n) of te(n) achter de ik-vorm schrijft gebruik je 
't sexy-fokschaap. Dus alleen in de verleden tijd én bij zwakke werkwoorden!



Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zwakke werkwoorden in de vt
/
/

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sterke werkwoorden  vt
Veranderen van klank in de verleden tijd.

Enkelvoud is gelijk
Meervoud is gelijk.

ik zwom - hij zwom - u zwom
wij zwommen - jullie zwommen

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 voltooid of onvoltooid deelwoord?
Voltooid deelwoord
het is al gebeurd
De deur is geverfd.
Onvoltooid deelwoord
het is nog gaande
Marie reist zeilend de wereld over.
Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandig naamwoord
De fiets is gerepareerd ->

De gerepareerde fiets

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoordsvormen

- Infinitief (inf) --> zitten
- Persoonsvorm tegenwoordige tijd (PVTT) --> ik zit, hij zit, wij zitten
- Persoonsvorm verleden tijd (PVVT) --> zat, zaten
- Voltooid deelwoord (VD) --> gezeten
- Onvoltooid deelwoord (OD) --> zittend
- Bijvoeglijk naamwoord (BN) --> zittende jongen
LET OP: leer ook de afkortingen!

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoordstijden

- Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT): Iris loopt naar school.
- Onvoltooid verleden tijd (OVT): Iris liep naar school.
- Voltooid tegenwoordige tijd (VTT): Iris is naar school gelopen.
- Voltooid verleden tijd (VVT): Iris was naar school gelopen.

Let op: leer ook de afkortingen!

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelf aan de slag
Wat?        §12 mixopdrachten (cursus 7)
Tijd?         rest van de les
Vraag?     steek je hand op, ik kom je helpen
Klaar?      neem door wat je nog lastig vindt en 
                   oefen daar extra mee
Ook klaar? ga lezen in je leesboek


Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

timer
30:00

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies