420AK - Betoog, beschouwing, uiteenzetting

ZRGVEPL419AK
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

ZRGVEPL419AK

Slide 1 - Tekstslide

Nog even op een rijtje...

Slide 2 - Tekstslide

 Samenhang
  1. De tekst is verdeeld in een inleiding, middenstuk en slot.
  2. De tekst is logisch te volgen (niet van de hak op de tak).
  3. Het verband tussen de verschillende zinnen en alinea's is duidelijk door:
  • Passende voegwoorden/signaalwoorden (omdat, hoewel, desondanks, toch, maar, ...)
  • Correcte verwijswoorden (Het meisje met wie... / Zij, haar, dat)

Slide 3 - Tekstslide

 Voorbeeld van samenhang
"Ik denk dat ik de juiste persoon ben voor dit project, omdat ik  een enorme dierenliefhebber. Daarnaast kan ik goed met mensen van alle leeftijden om  gaan. Ook spreek ik behalve Nederlands goed Engels en redelijk Duits. Tot slot vind ik het heel interessant om over nieuwe culturen te leren en te zien hoe mensen in andere landen dagelijks leven."


"Zoals ik al eerder benoemde, is dit project dus echt voor mij weggelegd."

Slide 4 - Tekstslide

Verbeter het foute verwijswoord:

"Naar aanleiding van een artikel wat ik heb gelezen."

Slide 5 - Open vraag

Verbeter het foute verwijswoord:

"Ik verwacht een gezellig team die veel dieren hebben geholpen."

Slide 6 - Open vraag

Verbeter het foute verwijswoord:

"...vrijwilligerswerk in een land wat verder weg is."

Slide 7 - Open vraag

Afstemming op doel
Je kunt in je tekst verschillende doelen combineren, zoals informeren, overtuigen en activeren:

  • Het doel van een sollicitatiebrief is de lezer overtuigen dat jij een geschikte kandidaat bent.
  • Je informeert de lezer over jouw achtergrond en keuze voor dat project.
  • Jouw doel is om uitgenodigd te worden voor een sollicitatiegesprek of in ieder geval om een reactie te ontvangen op jouw brief. 

Slide 8 - Tekstslide

Goede voorbeelden van afstemming op doel
  • "… maar ik kreeg gelijk een fijn gevoel bij uw organisatie in Suriname."

  • "Dit geeft mij een extra boost om jullie een handje te willen helpen."

  • "Ik hou ontzettend van dieren en ik ga liefdevol met ze om."

  • "…omdat ik me voor de volle 110% inzet."

Slide 9 - Tekstslide

Afstemming op publiek
Je kunt schrijven voor een bekend en algemeen publiek.
Je past consequent (in)formeel taalgebruik toe dat past binnen de situatie

  • Spreek consequent aan met 'u' en 'uw'
  • Begin brieven met 'Geachte heer / mevrouw,'
  • Schrijf je bijvoorbeeld een stuk op de website voor school voor medestudenten gebruik dan je en jullie.

Slide 10 - Tekstslide

Goede voorbeelden van afstemming op publiek

"Ik hoop dat u enthousiast bent geworden en dat ik ben
 wat u zoekt. Ik kijk uit naar uw reactie."

Slide 11 - Tekstslide

Minder goede afstemming op publiek

"De reden waarom je voor mij moet gaan is..."

"Mochten jullie behoefte hebben aan meer informatie, dan hoor ik het graag. Ik kijk uit naar jullie reactie!"

Slide 12 - Tekstslide

 Woordgebruik en woordenschat
  • Je gebruikt woorden in de goede betekenis
  • Je gebruikt de juiste lidwoorden (de / het) bij woorden
  • Je gebruikt de goede voorzetsels in je zinnen
  • Je wisselt af in je woordkeuze

Tips:
  • Gebruik alleen woorden waar je de betekenis van kent!
  • Maak gebruik van de woorden die in de examenopdracht staan.

Slide 13 - Tekstslide

Welk woord klopt hier niet?

"Ik wil graag solliciteren voor een stageplek
bij het project dierenbescherming."

Slide 14 - Open vraag

Welk woord klopt hier niet?

"Ik denk dat ik goed tussen jullie bedrijf pas."

Slide 15 - Open vraag

Welk woord klopt hier niet?

"Nu ben ik heel erg geïnteresseerd naar een stageplek."

Slide 16 - Open vraag

 Spelling
Tips:
  1. Let op het gebruik van hoofdletters aan het begin van een zin, bij namen, bij plaatsen en talen. 

  2. In het Nederlands schrijf je samenstellingen aan elkaar.

  3. Controleer in je tekst alle werkwoorden die eindigen op een 't' of een 'd':
    Vervang deze werkwoorden eventueel door 'smurfen' of 'lopen', zodat je goed kunt horen op welke letter het werkwoord moet eindigen.

Slide 17 - Tekstslide

 Interpunctie
Tips:
  1. Controleer of je zinnen met een punt, vraagteken of uitroepteken eindigen.

  2. Vermijd schuine strepen. Gebruik liever 'en' of 'of':
    "Elk dier is anders en heeft weer andere hulp/ aandacht nodig".

  3. Vermijd puntkomma's. Meestal zijn die verkeerd:
    "Wilt u alvast wat meer informatie en gegevens van mij weten, zie dan de bijlage; Hierin staat mijn curriculum vitae."





Slide 18 - Tekstslide

 Grammatica
Tips:
  1. Lees je zinnen goed na en probeer te 'horen' of de zin klopt.
    Als je het idee hebt dat het raar klinkt, moet je de zin misschien anders formuleren.
    ***Mijn schooljaar zit er bijna op en er komen een zomervakantie met 8 weken.

  2. Iedere zin bevat minimaal één werkwoord: de persoonsvorm:
    ***Bijgevoegd ook mijn CV.   >>> dit is geen complete zin.

  3. Een zin eindigt waar je een pauze hoort als je de zin zou oplezen.
    ***In mijn vrije tijd werk ik veel, dit doe ik bij Bas van der Ven Catering. >>> waar pauzeer je?






Slide 19 - Tekstslide

Leesbaarheid
  • Je tekst is verdeeld in alinea's
  • Je gebruikt op de goede plaatsen witregels tussen de alinea's
  • Als je een artikel of betoog schrijft, staat daar een titel boven.
  • Als je een zakelijke brief schrijft, dan zorg je dat je de briefconventies
     allemaal correct toepast!

     LEER DIE BRIEFCONVENTIES UIT JE HOOFD!!!



Slide 20 - Tekstslide

Wat is het doel van een beschouwing?
A
overtuigen
B
informeren
C
opiniëren
D
amuseren

Slide 21 - Quizvraag

Een betoog is..
A
subjectief
B
objectief

Slide 22 - Quizvraag

Wat ga je vinden in de kern van een beschouwing?
A
meningen
B
meningen en feiten
C
mening van de schrijver
D
drogredenen

Slide 23 - Quizvraag

Wat is het doel van een betoog?
A
Informeren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Opiniëren

Slide 24 - Quizvraag

Welke is onpartijdig?
A
betoog
B
beschouwing

Slide 25 - Quizvraag

Welke gebruikt bronnen?
A
betoog
B
beschouwing
C
uiteenzetting
D
allemaal

Slide 26 - Quizvraag

Welke bevat een stelling?
A
betoog
B
beschouwing
C
uiteenzetting

Slide 27 - Quizvraag

Welke bevat een hoofdvraag?
A
betoog
B
beschouwing
C
uiteenzetting

Slide 28 - Quizvraag

0

Slide 29 - Video

Volgende week
Toets schrijven!

- leer de verschillen
- twee schrijfopdrachten
- 60 minuten

Slide 30 - Tekstslide